2226 9 DECEMBER 1976 gebaseerd op de autonome groei in de zin van ge zinsverdunning om te voorzien in een stukje eigen behoefte van ongeveer 6.000 woningen; in de eerste en tweede fase zullen in totaal ruim 9.100 wonin gen worden gebouwd. We kunnen ons afvragen waar voor de overige 3.000 woningen zijn bedoeld, waar mee we terecht zijn gekomen bij het probleem dat we zouden kunnen schetsen met woorden als "over loop" en "migranten"De linkse fracties gaan uit van het standpunt dat de randstedelingen hun eigen boontjes maar moeten doppen. Dat noemen wij niet solidair. Onze visie wordt volledig weergegeven in het memorandum van de provincie inzake de ver- stedelijkingsnota. Ik citeer: "De functie van Breda als groeistad dient beperkt te blijven tot het gebundeld opvangen van de suburbanisatie en de niet te vermijden migratie om uitzwaaiing over heel West-Brabant tegen te gaan." Juist dit punt moet één van de motieven vormen op grond waarvan Breda zich niet aan de regionale verantwoordelijk heid kan onttrekken. In de raadsvergadering van verleden jaar april heb ik gezegd dat ook in de ruimtelijke ordening het landelijk beleid enigs zins ik gebruik dat woord bewust richting gevend mag en waarschijnlijk ook zou moeten zijn. Deze niet te vermijden overloop moet gebun deld worden opgevangen. Wij kennen immers maar al te goed de nadelen van de sterk toenemende subur banisatie waarbij de dorpen hun herkenbaarheid verliezen. De opvatting, neergelegd in het memo randum van de provincie over de verstedelijkings nota, wordt bevestigd door de brief van de minis ter van ruimtelijke ordening van 11 september 1975. In deze brief staat dat uit nadere studies is gebleken dat in het tekort aan bouwcapaciteit in de regio Breda op korte termijn alleen kan wor den voorzien in de Haagse Beemden. Het is niet onze fractie die al deze uitspra ken van overheidsinstanties met een stuk deskun digheid zou willen weerleggen, hoe graag sommige fracties in onze raad dat ook zouden willen. Nu

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2226