2228
9 DECEMBER 1976
ring van de woningmarktsituatie, een zaak waar we
allen zo hard voor staan te trappelen.
In de vierde plaats zou ik willen aanvoeren
dat in de toekomst het woon-werk-verkeer veel ho
gere kosten zal opleveren. Op basis van een min
der grote aantrekkelijkheid zal in de toekomst
minder intensief pendelverkeer plaatsvinden. Dit
is een economisch maar zeer reëel motief.
De fracties van P.v.d.A. en P.P.R. bepleiten
nogmaals allerlei alternatieven voor de Haagse
Beemden. Ons standpunt terzake is te vinden in
het verslag van de raadsvergadering van april
1975. De motie van de V.V.D. uit 1973 met betrek
king tot het alternatief Bavel-Dorst komt door het
huidige concept-structuurplan in een ander dag
licht te staan. De termijn waarover we spreken is
minder lang en we vinden dat de eventuele derde
fase van de Haagse Beemden nog steeds in competi
tie kan worden gebracht met het alternatief Bavel-
Dorst. De beslissing hierover zal mede afhankelijk
moeten zijn van een stadsgewestelijk structuurplan
en van de definitieve visie op de verstedelij-
kingsnota en de daarin omschreven taakstelling van
Breda, waarover tevens het stadsgewest een uit
spraak zal moeten doen. Ook een minder intensieve
bebouwing van de Haagse Beemden heeft immers ster
ke stadsgewestelijke consequenties. De huidige
maximale doelstelling van ongeveer 10.000 woningen
was vroeger een minimale doelstelling: een prin
cipiële wijziging waarop ik graag van het college
een nadere toelichting zal horen.
De St.A.R. maakt zich zorgen over het soci
aal-ruimtelijk proces dat in de Haagse Beemden aan
de orde is en dat consequenties zou hebben voor de
binnenstad en de Hoge Vucht in verband met ver
schuiving van bepaalde bevolkingsgroepen naar de
Haagse Beemden. De St.A.R. spreekt zich er echter
niet over uit wat dit sociaal-ruimtelijk proces
inhoudt en geeft geen modellen voor bestudering
van dit probleem aan. Het is duidelijk dat we
niet kunnen ontkennen dat er binnen onze stad