^230
9 DECEMBER 1976
willen houden. Het plan heeft beslist zeer goede
ruimtelijke kwaliteiten. Het landschap vormt een
belangrijk onderdeel van het plan en het is dan
ook des te meer de vraag wat de functie van de
agrariër zal worden. Op dit punt kunnen wij ons
volledig vinden in de opmerking van de St.A.R.
dat eventuele beperking van de bedrijfsvoering
tot het uiterst noodzakelijke moet worden geredu
ceerd. In principe wijzen wij een dergelijke be
perking af. In het voorstel is sprake van snelle
veiligstelling door middel van bestemmingsplannen
en beheersplannen. In dezen zal mijns inziens de
taak van de gemeente tot het uiterste beperkt
moeten blijven. Ik wil daarmee niet zeggen dat er
geen beheers- of bestemmingsplannen zouden moeten
worden opgesteld, maar mijn fractie is van mening
dat met de agrarische bedrijfsvoering zeer voor
zichtig moet worden omgesprongen, juist in een
tijd waarin de agrarische bedrijven het toch al
niet zo gemakkelijk hebben. Ik zou het college
willen vragen op dit punt enige toelichting te
geven en voor de toekomst enige duidelijkheid te
verschaffen. In het plan wordt te sterk de nadruk
gelegd op het agrarisch gebruik ten behoeve van
het woongebied. De agrariërs mogen over de toe
komst in dezen niet langer in onzekerheid verke
ren.
Ten aanzien van de ontsluiting van de Haagse
Beemden zou ik een drietal opmerkingen willen ma
ken. Ten eerste is de huidige ontsluiting sterk
op het zuiden gericht, mede door het wegvallen van
de mogelijkheid tot subsidiëring tên behoeve van
het viaduct bij het Kraaienest, alsmede het via
duct in de richting van Prinsenbeek nabij het ge
projecteerde N.S.-station. Juist deze eenzijdige
ontsluiting kan het woonklimaat in de eerste woon
buurt van de Haagse Beemden sterk beïnvloeden en
zou het kwalitatieve aspect dat ons voor ogen
staat kunnen aantasten.
Ten tweede wordt in het plan gesteld dat een
directe relatie met Prinsenbeek is gewaarborgd