12 FEBRUARI 1976 223 discussie is. Ook ik besef dat bij het ter tafel liggende voorstel wat meer een politiek punt ter discussie staat. Juist op grond van de criteria van de maatschappelijke doelstelling die wij naar voren hebben gebracht, zijn wij tot de conclusie gekomen dat wij vóór dit voorstel moeten zijn. Het voorstel heeft met bewustmaking te maken en moet positief worden gewaardeerd. Ik heb even aan een vergelijking zitten den ken, hoewel vergelijkingen altijd mank gaan. Als beide partijen op grond van een andere visie tot de conclusie zouden komen dat de Grote Kerk in Breda tegen de grond zou moeten, zou men de uit voering gezamenlijk gestand kunnen doen, ook al is men dan aan de hand van verschillende opvat tingen tot de sloop gekomen. De heer Visser heeft gezegd dat wij zouden dwalen. Ik heb niet de indruk dat dit het geval is maar ik heb veeleer het gevoel dat wij roepen den in de woestijn zijn. Naar ik hoop zal de heer Visser dit roepen af en toe willen verstaan. Op de vraag van de heer Visser naar een ei gen nota van onze kant zou ik het volgende willen antwoorden. In een eerdere instantie hebben wij reeds gezegd dat wij met een dergelijke nota be zig zijn. Wij hebben er echter in het geheel geen behoefte aan de nota overhaast ter tafel te bren gen, omdat wij vinden dat het problemen-veld een zeer ingewikkeld maatschappelijk en organisato risch verschijnsel is. Mede omdat wij ter onder steuning geen ambtenaren ter beschikking hebben, willen wij tijd nemen om rustig te bouwen aan een nota die ons een aantal jaren een zekere steun zou kunnen geven. Wethouder SANDBERG: Op een gegeven ogenblik heeft de heer Hendriksen erover gesproken dat zijn groepering zou dwalen. Wanneer men een kerk gaat slopen de Grote Kerk nog well is dat naar ik meen inderdaad wel het geval. De heer Hendriksen wil graag tot op de grond afbreken om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 223