9 DECEMBER 1976
2243
vragen.
Een punt dat voor het college veel moeilijk
heden oplevert en waarover we ondanks expli
ciete uitspraken van sommige raadsleden nog
niet tot een conclusie zijn gekomen, is de kwestie
van het toewijzings- c.q. toelatingsbeleid. Ik heb
begrepen dat de fracties van P.v.d.A. en P.P.R.
naar een duidelijk toewijzingsbeleid toe willen.
Het standpunt van de heer Ten Wolde houdt in dat
zijn fractie om vier redenen tegen een dergelijk
beleid is. Nu zou het kunnen zijn dat de derde
groepering in deze raad, inclusief deze wethouder,
een standpunt zou innemen dat tussen deze twee
uitersten in ligt, maar zo is het niet. Gezien het
feit dat er op het ogenblik in Breda op het gebied
van toewijzen of toelaten niet wordt opgetreden,
hebben wij ons afgevraagd waarom men voor de Haag
se Beemden, nu het nog niet urgeert, een methodiek
zou moeten kiezen die aan de rest van Breda vreemd
is. De conclusie van P.v.d.A./P.P.R. is naar ik
heb begrepen dat zo'n methodiek voor geheel Breda
zou moeten worden ingevoerd. Men moet zich echter
afvragen en dan niet alleen op materiële basis
-- wat voor apparaat er bij de invoering van een
dergelijk systeem in het leven zou moeten worden
geroepen. De heer Geene heeft in dit verband over
kettingbedingen bij uitgifte van grond door ver
koop gesproken. Van nog meer belang is de vraag
hoe een toewijzingsbeleid zich verhoudt met de
doelstelling van het tegengaan van suburbanisatie.
Hoe Breda het ook wendt of keert, overgelopen wordt
er toch. De overloop, óók die naar Breda, is een
proces dat, zoals enkele sprekers hebben gezegd,
al jaren aan de gang is en het draineren van die
stroom zal altijd zijn consequenties hebben in de
vorm van een verdergaande suburbanisatie. Dat is
nu precies de ontwikkeling die wij door middel
van de bebouwing van de Haagse Beemden proberen te
voorkomen
De heer HOUBENDe mensen die op het ogenblik