9 DECEMBER 1976
2245
Met de beide ingediende initiatief-voorstel
len heb ik enige moeite omdat er weer genomen
raadsbesluiten in ter discussie worden gesteld.
Ook ben ik niet gelukkig met uitspraken in de ini
tiatiefvoorstellen waarin min of meer wordt ge
steld dat Breda met ambitie en verve naar de ver
werving van het gebied heeft gestreefd maar dat
de planinvulling daarentegen erg traag zou verlo
pen. Niets is minder waar en ik geloof dat de
fracties van P.v.d.A. en P.P.R. met deze uitspra
ken hun eigen glazen ingooien, want juist met het
oog op een snelle aanpak is de artikel 19-proce-
dure relevant; ik kom daar straks nog op terug.
Ik wil thans nader ingaan op de door de spre
kers gemaakte opmerkingen, waarbij men er naar ik
hoop begrip voor zal hebben dat ik niet elke vraag
uitgebreid kan behandelen.
De belangrijkste vraag die de heer Geene in
zijn betoog heeft gesteld was voor wie er in de
Haagse Beemden nu eigenlijk zal worden gebouwd. Ik
ben daar reeds op ingegaan: er wordt gebouwd voor
alle categorieën van de bevolking, in een wervend
woonmilieu. Dat is in overeenstemming met de op
dracht van de minister en met ons eigen uitgangs
punt. Over de kwestie van de toewijzing en over de
overloop valt op dit ogenblik het laatste woord
niet te zeggen. Dat er met de minister zal worden
gesproken is duidelijk. Op verzoek van de minister
zelf zullen enkelen onzer op korte termijn met hem
spreken, juist opdat er een duidelijk inzicht ont
staat in de problematiek van overloop, suburbani
satie, Breda-groeistad en Haagse Beemden. Ik zie
met verlangen naar dat gesprek uit.
Enkele opmerkingen bij elkaar nemend, zou ik
nu iets over de randgemeenten willen zeggen. Kort
weg aangeduid zijn er drie punten waarop de rand
gemeenten met de vanavond ter tafel liggende be
sluitvorming enige moeite hebben: het meermalen
besproken viaduct bij Prinsenbeek, de brug over
het Kraaienest en het attractiepunt Molenpolder.
Ik kan mededelen dat in een gisteren gehouden ge-