2256 9 DECEMBER 1976 eventueel noodzakelijke extra complementaire voor zieningen. Ik geloof dat er in dezen een afwe gingsproces in het geding is. Er is nu rekening gehouden met alles wat binnen redelijke grenzen voor een leefbaar geheel nodig wordt geacht. Voor het geval dat er meer nodig is, wijs ik erop dat het plan-Haagse Beemden in zijn eindfase enige financiële ruimte biedt die voor extra complemen taire voorzieningen in de Haagse Beemden maar ook voor bepaalde voorzieningen in de oude stad zou kunnen worden gebruikt. Tegen die achtergrond zou ik, reagerend op de opmerkingen van de heer Wel- schen, er geen onduidelijkheid over willen laten bestaan dat de oude binnenstad, de renovaties en de onderhoudsactiviteiten financiële zorgen met zich meebrengen. Of we in de binnenstad de acti viteiten kunnen uitvoeren die we gezamenlijk zo dringend noodzakelijk achten, zal afhankelijk zijn van de mogelijkheden die de rijksoverheid in het kader van subsidieregelingen en eventueel in het kader van de wet op de stadsvernieuwing verschaft. De binnenstad kan niet in competitie worden ge bracht met de Haagse Beemden. Wanneer de plannen voor de Haagse Beemden volgens de huidige progno se worden uitgevoerd, biedt dat weliswaar enig soelaas voor de binnenstad, maar de binnenstad vraagt daarnaast een eigen benadering. We willen niet alleen leefbare Haagse Beemden, maar ook een leefbare en mooie binnenstad en ik hoop dan ook dat de rijksoverheid voor de binnenstad dezelfde medewerking zal willen verlenen als voor de Haag se Beemden. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik zou in het kort de opmerkingen van de heren Geene en Welschen in combinatie met elkaar willen behandelen. De heer Geene heeft opgemerkt dat de reductie van de oppervlakte in de Haagse Beemden geen definitief standpunt voor de toekomst inhoudt. Ik geloof dat de reductie van de oppervlakte in de Haagse Beem den heeft samengehangen met een kwantitatieve

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2256