12 FEBRUARI 1976 225 worden geboden. Aan de hand van die objectivering van het Filmhuis is het college van b. en w. met het ter tafel liggende voorstel gekomen. De heer Hendriksen heeft gezegd dat hij per plex staat. Een goed verstaander heeft maar een half v/oord nodig; de afgelopen maanden heb ik de heer Hendriksen naar ik meen vier of misschien zelfs wel vijf keer verteld dat wij hier éérst aan de hand van uitgangspunten over de cultuur nota moesten spreken en dat daarna deze voorstel len aan de orde zouden komen, opdat zij objectief getoetst konden worden. Als de heer Hendriksen dan ook nu constateert: "Wie schetst onze verba zing dat deze voorstellen na de cultuurnota zijn gekomen?", dan schets ik mijn verbazing dat men dit in deze raad durft te zeggen. Het Filmhuis heeft een bijzonder moeilijke tijd achter de rug. Wij hebben dit geweten en kritisch gevolgd. Ten einde dit experiment niet voortijdig de grond in te boren hebben wij ge tracht enige begeleiding te geven. Wij hebben het Filmhuis geholpen en wij zijn blij dat dit, on danks de moeilijke omstandigheden, toch heeft kunnen blijven bestaan. Ik vind dat de raad thans op dit punt een besluit moet nemen en ik heb het idee dat onder deze voorwaarden het Filmhuis mo gelijkerwijs in de toekomst op eigen financiële benen staand een eigen functie kan vervullen. De heer VISSER: Ik heb van tevoren aangekon digd dat ik de wind van voren zou krijgen en dat is ook gebeurd. Dat het helemaal eerlijk en voor al ook duidelijk is gegaan, valt zoals men zal hebben gemerkt wel te ontkennen. Dat kan ook haast niet anderswant ik had van tevoren niet medegedeeld wat ik zou gaan zeggen, zodat men dat zo snel mogelijk moest noteren. Het is verbazend moeilijk dit weer te geven en commentaar te leve ren op hetgeen ik werkelijk heb gezegd. Ik ben niet van plan op alle ongerechtdighe- den de vinger te leggen.Het verbaast mij dat men,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 225