2285 16 DECEMBER 1976. begrepen dat zij over de gang van zaken zeer ver bitterd zijn. Er zijn allerlei woorden gevallen die erop duiden dat er van een grote teleurstelling sprake is, vooral omdat men weliswaar bezwaren heeft ingediend maar de raad die bezwaren vanavond niet in beschouwing neemt. Het moet mij van het hart dat ik mij als lid van de commissie ruimtelij ke ordening enigszins misleid voel. In een verga dering van die commissie naar ik meen die van eind omtober heeft een afvaardiging van winke liers en bewoners van de Houtmarkt aan de aanwezige leden afschriften van de bezwaren overhandigd, waar bij duidelijk werd gemaakt dat men met de plannen zeer veel moeite had en dat men meende in zakelijke belangen alsmede in belangen op het gebied van woon- en leefklimaat te zullen worden aangetast. Bij die gelegenheid is noch aan de commissieleden, noch aan de overige aanwezigen medegedeeld dat de procedure ex artikel 19 van de wet op de ruimtelij ke ordening zou worden gevolgd. Nu hebben wij zo als men weet bij de behandeling van de Haagse Beem den tegen de toepassing van artikel 19 gestemd en men zal dan ook begrijpen dat wij zeer verrast wa ren toen wij in de commissievergadering van novem ber bij toeval moesten constateren dat de uitvoe ring van het project zou gaan verlopen via een mo gelijkheid die door artikel 19 wordt geschapen. We waren verrast omdat we niet waren ingelicht en om dat we in de veronderstelling verkeerden dat het college, wanneer het een artikel 19-procedure zou willen gaan volgen, zulks eerst aan de raad kenbaar zou maken. Vanavond zitten we met het probleem dat we het ontwerpplan niet kunnen vaststellen omdat het er niet is. Nog veel erger is dat vanavond wordt voorgesteld de beslissing omtrent de partiële her ziening te verdagen. In de commissie hebben we na tuurlijk gevraagd wat het zou betekenen als de raad met de verdaging niet akkoord zou gaan. Daarop is geantwoord dat de raad, mits er een nieuw voorstel komt, in staat is het ontwerpplan vast te stellen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2285