2287 16 DECEMBER 1976. plaats wist namelijk de raad niet dat deze proce dure zou worden gevolgd, terwijl het normaal is dat, zoals ook voor de Haagse Beemden is gebeurd, een voorbereidingsbesluit wordt genomen of dat min stens de commissie ruimtelijke ordening erop wordt geattendeerd dat niet de normale procedure zal wor den gevolgd maar dat artikel 19 zal worden toege past. Een tweede overweging is dat men de wet op de ruimtelijke gaat veranderen, omdat artikel 19 oneigenlijk wordt gebruikt, namelijk niet meer voor kleine aanpassingen maar in strijd met de geest van de wet ook voor zeer belangrijke activi teiten zoals bijvoorbeeld bij de Haagse Beemden gebeurt. Wij vinden het onderhavige bebouwingsplan voor een terrein in het centrum van de stad dermate belangrijk, dat artikel 19 in dit geval naar onze mening niet zou mogen worden toegepast. Het is be kend de wethouder weet dat ook dat de wijzi gingen die voor de wet op de ruimtelijke ordening op stapel staan, artikel 19 aanzienlijk zullen doen veranderen. Ik hoop dat ik daarmee voldoende op de opmerking van de wethouder heb gereageerd en aan de overige raadsleden duidelijk heb gemaakt dat de gang van zaken juridisch juist is maar in strijd is met de geest van de wet en de op zeer korte termijn te verwachten veranderingen. De VOORZITTER: Wij moeten ons allemaal aan de wet houden. In uw betoog zie ik niets dat u het college zou kunnen verwijten, maar ik nodig u uit verder te gaan. De heer HOUBEN: Als er van overheidswege op democratische wijze bepaalde regels worden gesteld, gebeurt dat vanuit een bepaalde visie op het doel dat men met die regels heeft. Het is goed de re gels dan ook in die zin te gebruiken, wat een kwes tie van het hanteren van de regels is; het is ech ter bekend dat men regels ook kan gebruiken voor doeleinden waarvoor ze in wezen niet zijn bedoeld en daarop heb ik willen wijzen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2287