2295 16 DECEMBER 1976. Eindstraat - Karrestraat ten gunste van de Hal straat, de Grote Markt en de Ridderstraat, waardoor een verruiming van ons kernwinkelapparaat zou kun nen optreden. Eén straat zou echter de dupe kunnen worden ik zeg "de dupe künnen worden", want het is ook mogelijk dat het resultaat volkomen anders uitvalt en ik doel dan op de Houtmarkt zelf. Wat is er namelijk aan de Houtmarktzijde aan de hand? De aan één kant van de nieuwbouw geprojecteerde winkels hebben hun hoofdingang aan de passagezijde en ondanks het feit dat deze winkels tevens een etalage aan de Houtmarktzijde hebben is de kans zeer groot dat laatstbedoelde etalages en ingangen niet als zodanig zullen worden gebruikt. Wanneer het zo zal gaan, zullen we hier allerminst van een levendige winkelwand kunnen spreken. Ook is er aan de zijde van de Houtmarkt een galerij geprojecteerd maar wanneer de gemeente er niet attent op is dat er voldoende fietsen- c.q. bromfietsenstallingen in de directe omgeving zijn bestaat er een groot risi co dat de galerij een overdekte fietsenstalling wordt. Dit zijn slechts twee aspecten waardoor het praktisch functioneren van beide zijden van de Houtmarkt in gevaar wordt gebracht. Nu zal men vragen hoe ik de taak van de gemeente in dezen zie. Natuurlijk kan de gemeente niet bepalen wat er in de nieuw te bouwen winkels gaat gebeuren, maar er kunnen ten behoeve van de huidige Houtmarktbewo ners- c.q. -neringdoenden wel degelijk stimuleren de maatregelen worden genomen, die ik in de commis sie reeds heb genoemd. De versmalling van de Houtmarkt die in één van de voorstellen aan de orde komt, valt in het kader van het streven tot verdwijning van het door gaande gemotoriseerde verkeer positief te waarderen Daarnaast acht ik het van groot belang dat de klein schaligheid die we in de gehele binnenstad terug vinden ook op deze plaats kan worden aangetroffen. Ik spreek dan nog niet over het reeds genoemde voor deel van de mogelijkheid om de Halstraat bij het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2295