12 FEBRUARI 1976
229
koming van de nota te overhaasten maar vóór de
volgende verkiezingen zal zij er werkelijk wel
zijn. Ik heb begrepen dat de heer Visser in twee
de termijn opnieuw heeft gevraagd waar onze nota
nu eigenlijk blijft, waarop ik dan eigenlijk weer
hetzelfde moet antwoorden.
Een ander onderdeel van de misverstanden die
bij de discussie ontstaan ik moet toch weer
enigszins op de cultuurnota ingaan wordt ge
vormd door de omstandigheid dat een deel van de
prioriteitstelling die bij ons een rol speelt
ook onderdeel van de nota uitmaakt. Wanneer wordt
gezegd dat het Filmhuis een onderdeel van de
kunstzinnige vorming is, kunnen wij van onze kant
het volgende opmerken. Ook naar onze mening is
de kunstzinnige vorming in het cultuurveld van
groot belang en op het gebied van de kunstzinnige
vorming schatten wij in het bijzonder de bewust
makende activiteiten hoog. Hieruit leiden wij een
uitgangspunt af op grond waarvan wij achter de
activiteiten van het Filmhuis staan en het voor
stel van het college kunnen steunen.
De heer VAN ASSELDONK: Voor alle duidelijk
heid zou ik willen verwijzen naar de commissie
vergadering waarin het Filmhuis ter sprake is
gekomen. De V.V.D.-fractie is vóór het voorstel.
De VOORZITTER: Hiermee is de tweede termijn
van de kant van de raad beëindigdIk heb het
idee dat het onderwijs niet helemaal is geslaagd.
In het algemeen leert de leraar evenveel van de
leerling als omgekeerd, maar dat is hier vanavond
niet gelukt. Thans is het woord aan wethouder
Sandberg
Wethouder SANDBERG: Het hoofd van de kleu
terschool doet er het zwijgen toe. Dat is de
grootste wijsheid die hij op zijn leerlingen kan
overbrengen.
De VOORZITTER: Nu hoort u het eens van een
ander