2303
16 DECEMBER 1976.
neringdoenden van de Houtmarkt, maar ik wil er an
derzijds op wijzen dat raad en college naar een
functieverhoging van zowel Ginnekenstraat/Eind-
straat als Halstraat streven en dat daardoor twee
spanningsvelden zullen ontstaan waarmee naar mijn
oprechte overtuiging de Houtmarktwinkeliers hun
voordeel zullen kunnen doen. Daar komt nog bij dat
ik namens het college aan de betrokken winkeliers
heb toegezegd dat wij met alle middelen zullen
trachten hun winkels een uitnodigend karakter te
geven, zowel in de verbinding Chasséveld-binnen-
stad als in de verbinding Halstraat-Ginnekenstraat-
-Eindstraat, terwijl bovendien mede in het kader
van de binnenstadsbesluiten ter plaatse milieuver-
beterende maatregelen zullen worden genomen. Al met
al vind ik dat wij recht doen aan de situatie van
de Houtmarktwinkeliers, in relatie tot de besluiten
die de raad ten aanzien van de binnenstad heeft ge
nomen
Hiermee heb ik in grote lijnen geschetst wat
het probleem is waar het om gaat. Terecht liggen
er vier voorstellen ter tafel: een voorstel tot
verkoop van een stuk grond, vervolgens besluit-
technisch gezien daaraan voorafgaand een voor
stel tot het onttrekken van die grond aan het
openbaar verkeer, op de derde plaats een voorstel
tot het verlenen van een krediet van 117.000,
voor het omleggen van leidingen, en tenslotte een
voorstel met betrekking tot een planologische
procedure om de verdaging van de partiële herzie
ning tot stand te brengen.
Met betrekking tot het als derde genoemde voor
stel kan ik de heer Van Duijl antwoorden dat het
gevraagde krediet nu juist is bedoeld om in één
keer alle werkzaamheden te kunnen laten uitvoeren,
zodat op dit vitale punt in de binnenstad de straat
niet drie of vier keer hoeft te worden opgebroken.
Als we nu de vier voorstellen en de besluiten
in het kader van het binnenstadsplan als uitgangs
punt nemen bij het bezien van de opmerkingen van de
raadsleden, moeten we evenals de heren Ten Wolde,