232 12 FEBRUARI 1976 en zijn ook uit provinciaal en landelijk oogpunt bezien van belang. Afgelopen zaterdag stond er een uitgebreid artikel in de Volkskrant over een manifestatie die in Utrecht is gehouden door de diverse bewegingen die zich rondom de strijdcul tuur hebben gegroepeerd. Ik doel hier op allerlei groepen die zich bezig houden met nieuwe vormen van toneel, vorming en training, alsmede op groe pen van jonge mensen die met de gangbare vormen van kunst niet zo zeer in aanraking komen. Dit is een vrij nieuwe tak in ons Nederlandse cultu rele wereldje en het is een feit dat de overheid het ministerie van C.R.M. daarop nog niet ingespeeld is. Er is een discussie gaande over de vraag in hoeverre groeperingen als deze al dan niet zouden moeten worden gesubsidieerd. Men vraagt zich in dit verband af of deze groepen aan bepaalde normen van Kunst met een grote K zouden moeten voldoen, of dat hier veeleer een vorm van vormingswerk in het geding is dat bij het minis terie van onderwijs zou thuishoren. Kortom, dit alles is op het ogenblik volop in beweging en er wordt aan gewerkt tot een juiste oplossing te ko men. De signalen die vanuit dit werk overkomen geven het gevoel dat deze materie niet op korte termijn kan zijn afgehandeld, aangezien er zeer veel meer samenhangt, onder meer de algehele pri oriteitstelling bij het ministerie. Men kan niet verwachten dat voor dergelijke toneel-, film- en andere groepen binnen een jaar een regeling zal zijn getroffen. Wij hopen daar uiteraard wèl op, maar ik denk dat wij te dien aanzien niet al te optimistisch moeten zijn. Thans wordt voorgesteld te besluiten aan de Kritiese Filmers voor 1976 een subsidie toe te kennen. In dit verband zou ik de wethouder willen vragen wat een dergelijk besluit voor een volgend jaar zal inhouden. Stelt men voor verdere subsi diëring de voorwaarde dat na één jaar de rijks- en provinciale overheid bijspringen of ontstaat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 232