16 DECEMBER 1976. 2338 bedrijven stellen zich op het standpunt dat de hui dige situatie waarin zij leveringsbevoegd zijn moet v/orden gecontinueerd en dat daarbij met het energie- en waterbedrijf moet worden samengewerkt, terwijl het college naar het omgekeerde streeft, namelijk levering door het energie- en waterbedrijf en voor zover mogelijk, nuttig en noodzakelijk sa menwerking met de drie bedrijven. Daar ligt het cruciale verschil dat in het raadsvoorstel tot uit drukking wordt gebracht. De heer Dreef heeft betoogd dat aansluitings- voorwaarden en tarieven te allen tijde onderwerpen moeten zijn die in een openbare raadsvergadering ter discussie kunnen en mogen worden gesteld en waarover de gemeenteraad besluiten kan nemenDat is één van de uitgangspunten waar het raadsvoorstel op stoelt. Wanneer de drie bedrijven de levering rechtstreeks verzorgen, kunnen we daar in deze raad wel over spreken, maar zijn we niet geroepen daar omtrent besluiten te nemen. Sprekend over de consequenties voor het ener gie- en waterbedrijf heeft de heer Dreef speciale aandacht voor de personeelsaspecten gevraagd. Wan neer het energie- en waterbedrijf in de toekomst de levering in de Haagse Beemden niet mag verzorgen, betekent dat voor het bedrijf dat de consolidatie- fase is ingetreden. Hoewel dan gelukkig het perso neelsbestand niet drastisch moet worden ingekrompen, moet toch in ieder geval door het natuurlijk ver loop het personeelsbestand worden afgestemd op het geen in de consolidatiefase nodig is. Dit zou in houden dat wij in de komende vier a vijf jaar ruim dertig mensen niet meer zouden kunnen vervangen. Ten aanzien van de technische voorzieningen is er een overlegsituatie die naar ik meen zonder meer zal worden gecontinueerd. Mevrouw Koek heeft gesproken over de gevolgen voor het energie- en waterbedrijf, waarvan, zoals gezegd, in grote lijnen op dit ogenblik alleen maar valt te constateren dat voor het bedrijf de conso lidatiefase zou intreden, hetgeen weliswaar niet tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2338