16 DECEMBER 1976.
2346
medezeggenschapscommissie een gesprek worden aange
gaan. Het is niet voldoende als wordt volstaan met
de mededeling dat ook de commissie personeelszaken
zal worden ingelicht: er moet in die commissie over
deze fundamentele beslissing een uitvoerig gesprek
worden gevoerd.
Wethouder SANDBERG: Ik maak mijn verontschul
digingen voor mijn uitdrukking dat de commissie
personeelszaken "er óók wel eens iets over wil zeg
gen". Als er een gesprek wordt aangegaan, moet dat
inderdaad een goed gesprek zijn, aan de hand van
argumenten en de bijbehorende informatie. In die
zin vat ik ook een opmerking van de heer Dreef op,
die heeft gezegd dat de motie, ook al wordt zij in
getrokken, geen stuk is dat we niet zouden mogen
tonen. We kunnen in dat gesprek mededelen dat de
ondertekenaars van de motie oorspronkelijk een be
paalde visie hadden, maar dat zij zich hebben ge
vonden in de door het college voorgestelde procedu
re, nader geamendeerd door de heer Eissens.
De heer EISSENS: Wat bedoelt de wethouder nu
te zeggen?
Wethouder SANDBERG: Ik heb gezegd en ik ge
loof dat ik dat luid en duidelijk heb gezegd dat
ik met de "echte" wethouder van personeelszaken zal
overleggen hoe dit het best kan worden aangekaart.
Ik durf niet te zeggen of daarbij eerst de medezeg
genschapscommissie aan de beurt moet komen en ver
volgens de raadscommissie voor personeelszaken. In
ieder geval heb ik gezegd dat ik niet bij voorbaat
uitsluit dat één van beide commissies zich hierover
moet buigen; het tegendeel is het geval: beide com
missies moeten hierbij worden betrokken. Ik verkeer
echter niet in een positie om op dit ogenblik uit
sluitsel over de volgorde van het overleg te geven.
De heer EISSENSIk weet niet of wat ik nu al
lemaal aan het doen ben volgens de orde mogelijk is,