2351
16 DECEMBER 1976.
die het in het voorstel mist. Het comité wijst op
de moeite die het zich sinds 14 januari 1957 ge
troost om juist deze aspecten van het beleid in
het stadsbeeld in het bijzonder naar voren te laten
komen. Dit is iets dat ons zeer aanspreekt. Volgens
het comité heeft het college in een brief van 1 ok
tober 1971 toegezegd over andere stedebouwkundige
vormgeving met het comité te zullen praten indien
het bestemmingsplan wordt gewijzigd. Kan de wethou
der mij mededelen of over de andere stedebouwkundige
vormgeving, die hier duidelijk in het geding is,
inderdaad met het comité behoud binnenstad een ge
sprek is gevoerd?
Wethouder VAN DUN: Er zijn werkers van het
elfde uur en er zijn werkers van vijf over twaalf.
Afgezien van het bezwaarschrift dat naar ik meen
in het voorstel ordentelijk aan de orde komt, ben
ik van mening dat het comité behoud binnenstad zijn
correspondentie, wanneer het wil dat deze door de
raad en het college op reguliere wijze behandeld
kan worden, eerder aan ons moet doen toekomen. Het
is te doen gebruikelijk dat op de dag van de raads
vergadering brieven van het comité behoud binnen
stad bij ons worden bezorgd, maar het is mij fysiek
onmogelijk om op de vragen, die mij pas vanavond
onder de aandacht zijn gebracht, te antwoorden.
De heer OOMEN: Ik ben het met de wethouder
eens dat de brief van het comité behoud binnenstad
zeer laat is gekomen, maar dat is een kwestie waar
ik het niet over heb. Het gaat mij om twee vragen
die door het comité zijn gesteld en die natuurlijk
niets met de brief als zodanig te maken hebben. Het
comité vraagt iets en datzelfde zou ik als gemeen
teraadslid van het dagelijks bestuur dat ik dan
wel niet gekozen heb maar dat er zit willen ver
nemen, namelijk waar de bouwhoogte van 16 m komt.
Het kan zijn dat de wethouder dat niet precies kan
zeggen, maar het moet toch bekend zijn en het heeft
niets te maken met de brief.