16 DECEMBER 1976. 2372 aankoopbeleid ten aanzien van oude panden in de bin nenstad eveneens aan de orde was. De gedachtenbepa- ling van C.D.A. en V.V.D. is toen duidelijk op tafel gelegd: wij pleiten voor een integraal beleid dat wordt geruggesteund en gedekt door een financiële achtergrond. Daarmee heb ik de twee hoofdmotieven gegeven van het beleid dat moet worden gevoerd ten aanzien van de door ons allen wenselijk geachte ver sterking van de woonfunctie. Dit zelfde geldt uiter aard voor de Spoorbuurt. Een tweede aspect dat in de Spoorbuurt in het geding is, wordt gevormd door de leefbaarheid. Tij dens de begrotingsbehandeling is een bedrag ter ver betering van het woonklimaat uitgetrokken, waarmee een eerste aanzet is gegeven. In de commissie heb ik mij over het initiatief- -voorstel nogal geëmotioneerd uitgelaten, omdat ik het persoonlijk bijzonder moeilijk te aanvaarden vind dat men, als er voor een buurt serieus over verbetering van het woonklimaat wordt gedacht, daarvoor een methode als het kraken gaat gebruiken. In aansluiting op de andere opmerkingen die ik in de commissievergadering heb gemaakt zou ik willen verwijzen naar de brief van het Spoorbuurtcomité van 14 december jl. waarin exact dezelfde mening wordt verkondigd als ik in de commissie te kennen heb gegeven. Incidenteel mag het beleid niet zijn; wèl wil ik de wethouder in navolging van mevrouw Van Rooij vragen een actief beleid te voeren ten aanzien van de verbetering van het woonklimaat en de bestemming van het bedrag van 90.000, Het verzoek van mevrouw Van Rooij enigszins uitbreidend, zou ik erop willen wijzen dat zich op het gebied van gemeenschapsruimte op allerlei plaatsen in de binnenstad problemen voordoen en niet alleen in de Spoorbuurt. Mijns inziens moet worden voorkomen dat de ene groep wordt bevoordeeld ten opzichte van de andere Ingaand op het aankoopbeleid ten aanzien van oude woningen, heeft mevrouw Van Rooij terecht op het artikel van Max van den Berg gewezen. Ook in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2372