16 DECEMBER 1976. 2378 Wethouder VAN GRAAFEILAND: Mij is niet bekend of bij de dienst jeugd en sport een aanvraag voor een wijkcentrum is ingediend. De VOORZITTER: Ik nodig thans de heer Hendrik- sen uit de verdediging van het voorstel op zich te nemen De heer HENDRIKSEN: Ik zou willen teruggaan naar de vergadering van 8 maart in het Turfschip. Bij nalezing van de notulen heb ik gezien dat alle fracties toen vervuld waren van zorg voor de ont wikkeling in de SpoorbuurtMen was blij met de ver andering van het voorstel dat vóór ons lag en men wilde de versterkte woonfunctie in de Spoorbuurt van harte ondersteunen. Als we dit als uitgangspunt nemen en in verband brengen met het voorstel dat op dat ogenblik als één van de zeer vele werd aangeno men, zouden we daarop doorredenerend kunnen stellen dat men in deze raad inderdaad op die toer verder is gaan denken en in die richting ontwikkelingen op gang heeft gebracht. Ik wil uitdrukkelijk waarschu wen voor het rookgordijn dat op die manier wordt opgehangen. Aan de ene kant moet ik erkennen dat er inderdaad dingen op de rol zijn gezet, aan de ande re kant ontken ik dat dat een proces is dat op dit ogenblik in het voordeel van de Spoorbuurtbewoners werkt. Integendeel: juist doordat er veel plannen binnenskamers zullen worden uitgewerkt en dan noq vaak op een manier die voor deze raad niet he lemaal te overzien is ontstaat er een situatie waarin de vertrouwensrelatie die een gemeenteraad met de burgers zou moeten hebben langzaam maar ze ker wordt ondergraven. Ik denk dat de problemen in de Spoorbuurt in die richting moeten worden gezocht Het is niet zo dat de organisatie van wijkbewoners altijd van dien aard kan zijn, dat alles even gemak kelijk verloopt. In dit verband herinner ik aan de discussies die ik in de vergadering van 8 maart jl. met wethouder Van Dun over de contacten met het Chassécomité heb gevoerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2378