240 12 FEBRUARI 1976 winden: ik hoor het tandengeknars van de heer Hendriksen al, wanneer de Kritiese Filmers het medium hadden gebruikt om hun confessionele of misschien zelfs liberale visie te verspreiden. Dan had dit voorstel in geen enkel opzicht ge deugd. Ik heb andere criteria gebruikt en wij hebben getracht deze criteria zo goed mogelijk geobjectiveerd te hanteren. De Kritiese Filmers zijn in zekere zin kunstenaars, afgestudeerd aan de kunstacademie "Sint Joost" en gevestigd in on ze stad. Zij functioneren ongeveer zes jaar, on der omstandigheden die vele anderen er waarschijn lijk toe hadden gebracht het bijltje erbij neer te gooien en in de richting van de bijstand te gaan. Het functioneren gedurende zes jaar heeft naar de mening van het college onomstotelijk be wezen dat in een bepaalde behoefte wordt voorzien De adviezen van de culturele raad in Breda en van de provinciale culturele raad geven aan dat de produkten van de Kritiese Filmers met zorg zijn samengesteld en de toets van de kritiek kunnen doorstaan. Nogmaals: de inhoud kan ik lang niet in alle gevallen onderschrijven, maar ik kan e- venmin ontkennen dat de produkten aan zekere est hetische normen voldoen, hoewel uiteraard de in houd ook bij die beoordeling een rol moet spelen. De gemeentelijke taak is zeer betrekkelijk, hetgeen, zoals uit het voorstel blijkt, in de hoogte van de financiële bijdrage duidelijk tot uitdrukking komt. Naar de mening van dit college berust de eerste verantwoordelijkheid bij de rijksoverheid. De continuïteit van de subsidie ik zeg dat met nadruk zal zeker afhankelijk moeten zijn van het beleid dat de landelijke o- verheid op dit punt wil gaan voeren. Het feit dat een aantal creatieve mensen in onze stad bezig is en er wil werken, is van belang. Wij moeten dit niet overdrijven, maar naar mijn mening mogen wij het evenmin onderschatten. In dit verband ga ik tot slot in op de vraag of Breda voorop moet lo pen. Deze vraag dient ontkennend te worden beant-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 240