244
12 FEBRUARI 1976
maar ik zou het toch wel bijzonder prettig vinden
als wij deze informatie zouden kunnen ontvangen.
Via het college zou de ik de Kritiese Filmers
willen vragen of zij in ieder geval die informatie
op zijn minst aan de commissieleden zouden willen
toesturen. Op de manier zijn wij geïnformeerd en
kunnen wij, wanneer volgend jaar dit probleem op
nieuw aan de orde komt, ook onze fractie volledig
informeren.
De heer VAN ASSELDONK: Na het betoog van de
wethouder heb ik geen behoefte aan het stellen van
aanvullende vragen. Voor alle duidelijkheid wil
ik erop wijzen men heeft dat waarschijnlijk al
wel begrepen dat het eventueel akkoord gaan
met het voorstel voor ons niet betekent dat wij
ons achter de motivering van de taak en de doel
stelling van de Kritiese Filmers scharen, zoals
deze wordt geformuleerd in de bijlage bij de brief
van de groep aan de minister van C.R.M. d.d. 27
maart 1975. Ook na het antwoord van de wethouder
kan een minderheid van mijn fractie bij afweging
van alle in het geding zijnde aspecten niet voor
het voorstel stemmen.
De heer HENDRIKSEN: Vanavond is enkele keren
het woord "norm" gevallen, waarbij erop is gewezen
dat op het ogenblik in deze maatschappij normen
aan het verschuiven zijn. Zoals wij allen weten,
zijn normen vrij subjectief, zij worden door men
sen zelf gevormd en op een gegeven ogenblik
bijvoorbeeld in wetteksten geformaliseerd. Met
betrekking tot de wetteksten kan men constateren
dat de maatschappij als het ware vooruit gaat
lopen en ontwikkelingen laat zien die niet meer
overeenkomen met hetgeen in het officiële normbe-
stel op papier is vastgelegd. Wanneer men dan,
zoals de heer Van Asseldonk heeft gedaan, over
misbruik van de media spreekt en betoogt dat een
en ander binnen redelijke normen zou moeten blij
ven, krijgt men direct al te maken met de vraag
wat nu eigenlijk onder redelijke normen moet wor-