19 JANUARI 1976
25
van de werkzaamheden in de raad. De partij die de
mond vol heeft van goede verhoudingen tussen mensen
onderling slaagt er in op één bladzijde bladzijde
12 van dit verslag zichzelf te ontmantelen en
haar ware gedaante te laten zien. Ziehier een strip-
-tease total-loss! Terwijl cultuur toch zeer veel,
ja bijna alles met beschaving te maken heeft, schuwt
men niet onverdraagzaamheid, gepaard gaande met gro
ve leugens en verdachtmakingen te spuien.
De twee eerste aantijgingen in het verslag, na
melijk die aan het adres van de voorzitter van de
commissie en het bureau culturele zaken, bestrijd ik.
Ik wil daar echter nu niet op ingaan: het is niet
mijn taak deze aantijgingen te ontkrachten. Vervol
gens wordt gewezen op de "weinig betrokken en des
kundige inbreng van de overige commissieleden"Van
die commissieleden ben ik er één. De partij die
steeds wil opkomen voor de kansarme groepen, verwijt
een ambachtsman dat hij in de commissie voor cultu
rele zaken geen deskundige inbreng heeft. Ik heb
nooit gepretendeerd deskundig te zijn. Ik heb mij
willen inzetten, ik wil meehelpen de stad te bestu
ren en onze westerse democratie biedt mij daarvoor
de gelegenheid. Doordat de V.V.D. en de Bredase be
volking vertrouwen in mij hebben gesteld, ben ik
hier gekomen en nu ik hier ben, voel ik mij tevens
geroepen de stad te beschermen tegen de maatschappij
die door de heren Oomen en Hendriksen wordt bepleit
en die zij via laster en vuilschrijverij wensen te
bereiken. Een maatschappij, uit zo iets geboren,
kan nooit iets worden. Daarom wil ik mij inzetten,
teneinde mijn gezin en vele anderen ervoor te behoe
den dat zij in zo'n maatschappij zouden moeten le
ven.
Ondergetekende zou voorts weinig bij zijn werk
in de commissie betrokken zijn. Een verdergaande
vorm van politiek onfatsoen om niet te zeggen:
onbeschoftheid is nauwelijks denkbaar. Naast een
zesdaagse werkweek variërend van vijftig tot zeven
tig uur als kleine zelfstandige samen met mijn vrouw
steek ik al mijn vrije tijd in het door mij zeer se-