12 FEBRUARI 1976
273
mene zaken en ruimtelijke ordening is al uitvoe
rig op dit onderwerp ingegaan. De federatie van
fracties zal zich dan ook beperken tot punten die
daarna in de fracties zijn besproken en die in
overleg met enige burgers van de Hoge Vucht aan
de orde zijn gekomen.
Allereerst een opmerking van algemene aard.
Er zijn vrij veel geschriften over de Hoge Vucht
verschenen die in het verleden in deze raad zijn
behandeld. De nota's die aan de orde zijn geweest,
werden nogal verschillend beoordeeld, maar ieder
een kon toch wel onderschrijven dat er in de Hoge
Vucht sprake is van een zeker isolement ten op
zichte van de overige wijken van de stad. Wat de
ruimtelijke indeling betreft, de hoogbouw is al
tijd nogal aan kritiek onderhevig geweest en de
ruimtelijke ordening laat op zijn zachst gezegd
vrij veel te wensen over. Wij zijn er daarom ver
heugd over dat het projectteam tot stand komt;
wij staan daar positief tegenover. De burgers van
de wijk zullen nu zelf moeten aangeven op welke
wijze en met welke middelen de leefbaarheid kan
worden verbeterd. Wij zijn van mening dat is
het punt waarop wij een andere visie hebben dan
mij voorafgaande sprekers en het college dat
die burgers ons vertrouwen genieten en in een ze
kere zelfstandigheid tot een aanpak moeten kunnen
komen
Bij de bespreking van deze materie in onze
fracties stond de decentralisatie van het bestuur
centraal. Wij vinden dat men op dat gebied ver
kan gaan. Eerder op de avond heeft de heer Oomen
gezegd dat hij de beleidsuitgangspunten van het
college en van C.D.A. en V.V.D. had ingezien. Ik
heb dat ook gedaan en daarbij geconstateerd dat
in de hoofdlijnen van beleid voor de huidige pe
riode over de relatie van burger en bestuur staat
dat deze gebaseerd moet zijn op wederzijds ver
trouwen. Dat is een opvatting die wij natuurlijk
onderschrijven. Om dit doel te bereiken, zo staat
in de hoofdlijnen, zijn enkele dingen vereist;