12 FEBRUARI 1976
281
ten in het geding komen. Dit is inderdaad een ge
voelig onderwerp, dat bij bepaalde gelegenheden
nog eens zal moeten worden bezien. In de commis
sie voor algemene zaken is besproken dat die wen
selijkheid er bepaald is. Over de vraag of dit
onderwerp in het georganiseerd overleg en de com
missie voor personeelszaken aan de orde moet wor
den gesteld, is dit aan het adres van de heer
Kramer deze keer niet voor het eerst gesproken.
Ik meen dat op dit punt al een toezegging door de
wethouder van personeelszaken is gedaan. De posi
tie van de ambtenaren zowel in het voorberei
dingsteam dat hier gedurende lange tijd aan heeft
gewerkt als in het projectteam waarin duidelijk
sprake is van een adviserende rol, ook van de ma
ximaal vijf ambtenaren, jegens het college van
burgemeester en wethouders kan problemen ople
veren: het is niet uitgesloten dat dit hier zal
gebeuren, maar ik acht het gevaar juist in deze
situatie, omdat ambtenaren gewend zijn het colle
ge van burgemeester en wethouders te adviseren,
niet groot. Het gevaar zou groter zijn, wanneer
de weg zou worden gevolgd van artikel 61 lid 1 of
2.
Op de opmerkingen van de heer Crul inzake
functionele decentralisatie ben ik naar ik meen
reeds ingegaan. Ook heb ik iets gezegd over het
verschil tussen functionele decentralisatie, ter
ritoriale decentralisatie en bestuurscommissies.
Van de taakstelling kan ik geen duidelijker
omschrijving geven dan in het raadsstuk staat.
Het is de bedoeling dat een operationeel beleids
plan wordt opgesteld, opdat in de toekomst aan de
hand daarvan kan worden gewerkt. Hoe een en ander
zich verder zal ontwikkelen, valt op het ogenblik
niet te voorspellen. Ik vind ook dat het project
team daarop zelf moet gaan studeren. Wat na an
derhalf jaar of iets langer de verdere ontwikke
lingen zullen zijn, moeten wij maar bekijken. Dit
is natuurlijk een zaak van vertrouwen.
De heer Crul heeft erop gewezen dat in de