286 12 FEBRUARI 1976 Veurnestraat te wijzen. Dit is mijns inziens te betreuren, maar ik ben vooralsnog van menig dat wij positieve verwachtingen mogen hebben dat de mensen hieraan mee gaan doen. Ik heb gesproken over verstrekkende gevol gen, ook voor de andere wijken. Wanneer de heer Crul over bestuurlijke decentralisatie spreekt, bedoelt hij naar ik aanneem de wijkraden. Wij zijn van mening dat Breda daar nog niet groot genoeg voor is. Naar onze mening zijn er al zó veel be stuurscommissies, dat het functioneren van de wijkraden er niet gemakkelijker op zal worden. Daarom heb ik juist gezegd dat ik bezorgd ben dat zich enkele knelpunten zullen voordoen, ook bij toepassing van artikel 62; ik denk in dat verband bijvoorbeeld aan de St.A.R. Het zal dan ook duide lijk zijn dat wij het eens zijn met het college en de motie niet kunnen aanvaarden. Tot slot twee opmerkingen. In de eerste plaats heb ik altijd geleerd dat hardlopers dood- lopers zijn. Wij moeten voorkomen dat dat spreek woord hier in praktijk wordt gebracht. Dat is wat wij bedoelen, als wij de hoop uitspreken dat een en ander goed verloopt. Mijn laatste opmerking is dat hetgeen nu door het college aan de raad is voorgelegd een bestuurlijke verrijking voor onze stad inhoudt. De heer CRUL: Ik ben blij dat duidelijk is dat in ieder geval het college afwijkt van de wen sen van de burgerij. De heer Kramer heeft in zijn slotwoord gezegd dat doodlopers hardlopers zijn. De heer KRAMER: Nee, hardlopers zijn dood- lopers! De heer CRUL: Neemt u mij niet kwalijk! Ik zou erop willen wijzen dat er in Zaandam experimenten op het gebied van delegatie van be stuur aan de gang zijn. Men past daar een voor zichtige aanpak op basis van artikel 61 toe. Van avond wordt de indruk gewekt dat de burgers met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 286