12 FEBRUARI 1976 287 hun verzoek om toepassing van artikel 61 te veel zouden vragen. Uit het rapport blijkt hoe de situ atie is, zoals de heer Eissens en de heer Van As- seldonk ongetwijfeld zullen weten; ik neem aan dat zij hun fracties daarover wel zullen hebben ingelicht. Men pakt het zeer voorzichtig aan en men is van mening dat artikel 61 de ruimte geeft die men in feite wenst te hebben. Aanvankelijk wil men alleen in de uitvoerende sfeer beslissin gen nemen en van het beleid wil men nog wel af blijven, zodat er naar ik meen niet wordt over vraagd. Daar staat dan tegenover dat alle frac ties in hun programma hebben geschreven dat zij iets in deze richting willen doen en dat er in de commissie voor algemene zaken al zeer vaak over is gesproken dat wij op dit gebied experimenteel te werk willen gaan. Ik vraag mij dan ook af waar om er op dit punt niet iets kan worden geprobeerd. Er zijn naar ik meen tekenen aanwezig waaruit blijkt dat een dergelijke poging kan slagen en dat het zin heeft verdergaande bevoegdheden over te dragen. Aan het adres van de heer Van Dun zou ik een vraag willen stellen. Hij is ingegaan op de taakstelling en op de uitgangspunten en doelstel lingen die de voorbereidingscommissie heeft ge formuleerd. In de vorige raadsperiode zijn aller lei beleidsvoornemens in nota's opgenomen. Wij hebben begrepen dat deze voornemens nog steeds worden onderschreven en dat ook het projectteam ze in zijn beschouwingen kan betrekken. Met be trekking tot bestemmingsplannen en de op dat ge bied bestaande kansen op herwaardering zouden wij graag zekerheid hebben. Over de rapportage wil ik het volgende op merken. Het is goed dat het provinciaal opbouw- orgaan is ingeschakeld. Mede gezien het gesprek dat in de raad wordt gevoerd, menen wij dat het zin heeft dat op niet al te lange termijn een tussenrapport aan de commissie voor algemene za ken wordt uitgebracht, zodat kan worden nagegaan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 287