12 FEBRUARI 1976 291 ben, ben ik van mening dat men ze had kunnen bij wonen. Zowel van de zijde van de groeperingen als van de kant van de ambtenaren is duidelijk gesteld dat een projectteam iets volkomen nieuws is en dat men elkaar op basis van wederzijds vertrouwen moet leren vinden. Hiermee wordt bedoeld dat er straks niet meer op moet worden gelet dat de één een ambtenaar is en de ander een bewoner van de Hoge Vucht, maar dat er één projectteam tot stand moet komen. Dat is het kardinale punt: het pro jectteam moet straks als een eenheid naar buiten treden. Men moet elkaar vinden. De ambtenaar moet niet op een voetstuk worden gezet als degene die het allemaal zo goed weet. De deelnemers moeten samen één projectteam vormen en wij vinden het dan ook verstandig met een commissie ex artikel 62 te beginnen. De heer Dees zou graag de motie nog even on der de loep nemen. De heer DEES: Allereerst wil ik opmerken dat het mij verheugt dat de heer Crul behoort tot de trouwe lezerskring van het program in hoofd lijnen van C.D.A. en V.V.D. Het moet mij echter van het hart dat hij dit program volkomen verkeerd leest. Wanneer wij de desbetreffende passage uit het programma lezen, zien wij daar gaat de heer Crul in de fout!dat er sprake is van "ad viesorganen", die immers niet gelijk zijn aan commissies ex artikel 61In de tweede plaats heeft de bedoelde passage vooral betrekking op functionele decentralisatie en niet op de terri toriale decentralisatie die de heer Crul met een commissie ex artikel 61 voor de Hoge Vucht beoogt. Dit is een eerste opmerking over de motie. De heer CRUL: De heer Dees weet zoals waarschijnlijk de gehele raad dat ook met be trekking tot de functionele decentralisatie de mogelijkheid bestaat om artikel 61 toe te passen. Ik meen dat dit ook in de hoofdlijnen van beleid wordt bedoeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 291