292
12 FEBRUARI 1976
De heer DEES: Inderdaad en die toepassing
heeft in Breda ook plaatsgevonden. Wij hebben
bijvoorbeeld een bibliotheekcommissie.
Wat zijn nu naar onze mening de nadelen
wanneer voor een commissie ex artikel 61 voor de
Hoge Vucht zou worden gekozen? Ik zou een drietal
factoren willen noemen. In de eerste plaats vin
den wij de schaal van Breda te klein om over te
gaan tot territoriale decentralisatie in de zin
van het overdragen van bevoegdheden van de gemeen
teraad aan organen in de wijken. In de tweede
plaats zouden wij de overdracht van bevoegdheden
geprojecteerd tegen het ter tafel liggende
voorstel van het college in strijd achten met
het tijdelijke karakter dat dit adviescollege nu
zou kunnen krijgen.
Een derde opmerking, die van meer fundamen
tele aard is, zou ik als volgt willen formuleren.
Bij een vraagstuk van decentralisatie heeft men
altijd met een tweetal factoren te maken. Ten
eerste wil men zich laten leiden door de gedachte
dat het bestuur zo dicht mogelijk bij de burger
moet worden gebracht en dat de betrokkenheid van
de burger zo groot mogelijk moet zijn. Aan de an
dere kant en dat is een tegenwaartse stroming
moet men zich altijd laten leiden door de
vraag hoe het gehele pakket van gemeentelijke ta
ken zo doelmatig mogelijk over de verschillende
bestuurslagen, zowel naar boven toe als naar be
neden toe, zou moeten worden verdeeld. Wanneer
men over decentralisatie spreekt, wordt men ge
confronteerd met deze twee tegengestelde tenden-
zen, in het spanningsveld waarvan men een zo juist
mogelijk evenwicht moet zoeken.
Op het ogenblik zijn in de gemeentelijke
democratie reeds vele bevoegdheden van een ge
meenteraad krachtens gemeenschappelijke regelin
gen of in stadsgewestelijk verband aan hogere or
ganen overgedragen. Wij zien voorts dat op het
gebied van de functionele decentralisatie reeds
allerlei taken van de gemeenteraad naar commissies