12 FEBRUARI 1976 295 Naar mijn opvatting gaat het te ver te con cluderen dat de gekozen oplossing afwijkt van de wensen die bij de burgerij bestaan. Zojuist heb ik in dit verband een toelichting getracht te ge ven. Ik wijs op de reactie van de opbouwraad en het resultaat van de hearings. Volgens het ter tafel liggende systeem kan het werk van het projectteam door de raad worden gevolgd in de commissies van advies en bijstand. Wanneer in het projectteam over de verdere gang van zaken wordt gesproken, komt dit automatisch terecht in de commissies die het regardeert. Dit zal op gezette tijden ook de commissie voor alge mene zaken zijn. Ik zou iets willen zeggen over het voor beeld dat de heer Crul heeft genoemd. Hij heeft Rotterdam niet ten tonele gevoerdmaar met be trekking tot het door hem gebruikte voorbeeld van Zaanstad zou ik hem erop willen wijzen dat dit een geheel andere wordingsgeschiedenis heeft. Zo als men weet werden Zaandam en verscheidene ge meenten die daar in de buurt lagen, tot één ge meente samengevoegd. Het was destijds nagenoeg een conditie dat in de dorpen van Zaanstad deze organisatievormen zouden ontstaan. Dit was en is zeer begrijpelijk maar het is naar mijn opvatting niet vergelijkbaar met de situaties die zich el ders voordoen en zéker nog niet met de situatie in de gemeente Breda. Wethouder VAN DUNIk moet een opmerking kwijt, die wellicht van min of meer persoonlijke aard is. Ik vind het jammer dat men in relatie tot het probleem dat wij twee jaar geleden hebben geschetst hier schaalvergrotend te werk gaat. Ik ontzeg de heer Crul geenszins het recht een be langrijk onderwerp op het gebied van de democra tisering de kwestie van artikel 61 aan de orde te stellen. In feite gaat het er echter om dat er in de Hoge Vucht gewoon een klus ligt. De ze klus bestaat uit het maken van een beleids-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 295