298 12 FEBRUARI 1976 26. bijlage nr. 61. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS IN ZAKE EEN WIJZIGING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJ KE REGELING VOOR DE OPLEIDING EN HET ONDER RICHT VAN HET LAGER POLITIEPERSONEEL. (M) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig dit voorstel beslo ten. RONDVRAAG De heer KAARSEMAKER: Op 3 februari 1976 heb ik via het ambtelijk apparaat verzocht om een af schrift van de brief waarin bij het ministerie van C.R.M. om subsidie wordt gevraagd voor een eventueel te houden taptoe-Breda. Het ambtelijk apparaat kon de brief niet verstrekken, omdat de ze, zoals werd gezegd, niet door de gemeente Bre da was geschreven maar door de Stichting Taptoe- Breda in oprichting. Men zou echter met de voor zitter van de bewuste stichting, te weten de heer Van Graafeiland, overleggen of een afschrift van de brief kon worden verstrekt. Ook de heer Van Graafeiland kon in deze kwestie geen beslissing nemen, zodat hij mijn verzoek maandag j.l. aan het inmiddels geformeerde stichtingsbestuur heeft voorgelegd. Genoemd bestuur achtte het echter niet juist bedoelde brief vrij te geven. Tijdens de raadsvergadering waarin het voorstel met betrekking tot de taptoe werd behan deld heeft de voorzitter van de raad echter ten aanzien van de financiële kant van de taptoe op gemerkt dat reeds een brief met een verzoek om subsidie aan de minister van C.R.M. was gestuurd. Dit houdt naar mijn mening in dat de brief moei lijk door de Stichting Taptoe-Breda kan zijn ver zonden, daar bedoelde stichting op dat ogenblik nog niet bestond. Afgezien van het al of niet bestaan van de stichting ten tijde van het schrij ven van de brief aan het ministerie, meen ik dat door de handelswijze van het bestuur van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 298