12 FEBRUARI 1976
299
Stichting Taptoe-Breda de financiële kant van de
zaak, waarmee de gemeente in de toekomst waar
schijnlijk ook bemoeienis krijgt, op onaanvaardbare
wijze in beslotenheid wordt behandeld. Ik zou
daarom graag de volgende vragen willen stellen.
1Is het juist dat de brief waarin bij de
minister van C.R.M. om subsidie wordt verzocht
voor een eventuele taptoe-Breda is verzonden door
de Stichting Taptoe-Breda in oprichting?
2Indien vraag 1 bevestigend wordt beant
woord, hoe kan het college dan verklaren dat be
doelde brief volgens een mededeling van de voor
zitter van de raad in de raadsvergadering van
19 januari reeds vóór genoemde datum toen be
doelde stichting dus nog niet bestond was ver
zonden?
3Indien vraag 1 ontkennend wordt beant
woord, door wie is dan wèl de bedoelde brief ver
zonden?
4. Acht het college het juist dat in deze
zaak betreffende de financiën van een eventuele
taptoe-Breda, waarvoor financiële participatie
door de gemeente niet uitgesloten wordt geacht,
een verzoek van de kant van de raad om inzage in
de correspondentie met het ministerie van C.R.M.
aangaande een verzoek om subsidie voor de taptoe-
Breda wordt geweigerd?
5. Welke relatie bestaat er tussen de ge
meente en de Stichting Taptoe-Breda in oprichting?
De heer TEN WOLDEEén dezer is deel 2 van
de Derde Nota Ruimtelijke Ordening verschenen. Ik
zou willen vragen of het mogelijk is deze nota
ter beschikking te stellen van de commissies voor
ruimtelijke ordening en voor openbare werken.
Bijna zou ik verder willen vragen de nota kwanti
tatief aan de fracties van P.v.d.A. en P.P.R. ter
beschikking te stellen,-misschien komt men dan ten
aanzien van de Haagse Beemden nog op andere ge
dachten
De heer VISSER: Bij de punten van de laat-