19 JANUARI 1976
31
en grote lijnen aanduidend, op basis waarvan ieder
lid van de commissie voor algemene zaken en overi
gens iedere fractie en partij verder zouden kunnen
werken teneinde te bespreken wat daarbij aan de or
de zou moeten komen. Meningsvorming vooraf in de
commissies met betrekking tot te publiceren nota's
lijkt ons van bijzonder groot belang en wij betreu
ren het dat in dit geval een dergelijke meningsvor
ming in de commissie voor culturele zaken niet heeft
kunnen plaatsvinden.
In september verschenen dan de notities van de
sector cultuur. Van diverse kanten is al gezegd dat
er de voorafgaande jaren veel was gepraat over de
inspraak op het gebied van de cultuurnotities en
het gehele terrein van de cultuur. Toen de notities
ter tafel lagen, zaten wij echter toch met de vraag
hoe zij zouden worden behandeld tot op het ogenblik
dat er een preadvies aan de raad zou worden uitge
bracht. Wij hebben toen gezegd dat wij het van groot
belang achtten dat de procedure die daartoe zou
moeten worden gevolgd duidelijk onder leiding van
het college en van de wethouder van culturele zaken
zou staan en dat deze verantwoordelijkheid niet
zoals nu is gebeurd naar de culturele raad zou
worden doorgeschoven. Op die manier wordt namelijk
eigenlijk een beetje kunstmatig naar voren gebracht
dat de culturele raad voor het college de inspraak
procedure heeft georganiseerd. Sinds september is
de wethouder tijdens hearings, gesprekken en derge
lijke niet als lid van het college in discussie ge
treden om zijn beleid te verdedigen. Hij heeft zich
eigenlijk aan die verantwoordelijkheid onttrokken
en de zaak doorgeschoven naar de culturele raad.
De culturele raad kwam daardoor voor een klus te
staan die hij moeilijk aan kon, aangezien dit alles
vrij plotseling was gekomen en de leden van de cul
turele raad niet met de inspraakproblematiek ver
trouwd waren. Tijdens de gezamenlijke vergadering
van de commissie met de culturele raad heeft deze
laatste bij monde van de heer Van Zetten te kennen