8 MAART 1976 327 in het voetgangersdomein toe te laten. Ik zou het bij deze opmerkingen willen "laten. Op de deelaspecten komen wij bij de sectorgewijze behandeling nog terug. Tot slot zou ik nog een groot woord van dank willen richten tot de ambte naren en het bureau Van Hezewijk. Ook gaat mijn dank uit naar de St.A.R., die ten behoeve van dit basisplan een enorme hoeveelheid gefundeerd werk heeft verricht. Alle lof hiervoor! Ik wens het college veel wijsheid toe, in het bijzonder bij de "vertaling" van het financiële aspect van dit plan. De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat in de loop van de avond door de heer Ten Wolde wellicht een motie zal worden ingediend. De heer HOUBEN: Als men beslissingen wil ne men inzake het woon- en leefklimaat van het bin nenste gedeelte van een stad, is het zaak dat in samenspraak met de direct betrokkenen te doen. De heer Hendriksen heeft zowel over de noodzaak van die samenspraak als over de te dien aanzien ge wenste methodiek het nodigde gezegd. Daar de frac ties van P.v.d.A. en P.P.R. vooral willen opkomen voor de sociaal zwakkeren en hun leefsituatie, ge ven wij aan samenspraak met bewoners van de bin nenstad een hogere prioriteit dan aan samenspraak met zakelijk belanghebbenden, zonder dat wij laatstbedoelde belangen overigens zouden willen negeren. Integendeel: wij zijn van mening dat de belangen die aan de orde zijn tegen elkaar moeten worden afgewogen, waarbij in het bijzonder ook aandacht moet worden geschonken aan de kleine middenstanders en de kleine ambachtelijke bedrij ven die in de binnenstad aanwezig zijn. Als men echter afgezien van de betrokken groe pen belanghebbenden meer in abstracte zin naar de binnenstad kijkt dit geldt ook voor binnenste den van andere plaatsen dan Breda; men kan daar de oriënteringsnota op naslaan dan ziet men dat de woonfunctie als een "zwakke" functie en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 327