8 MAART 1976 329 en plezierig kan worden gewoond. Er is gepleit voor een herbergzame binnenstad en niet voor een city. Wij hebben echter dit ideaal aan de praktijk getoetst door een enquête onder binnenstadsbewo ners te houden, door gespreksavonden met bewoners te organiseren en door met bestaande en intussen opgerichte comité®s in contact te treden, kortom: door ons wijkwerk. Ook waren wij aanwezig bij de door de St.A.R. op zeer verdienstelijke wijze be legde hearings in de binnenstad. Wij werden door al deze contacten niet een aantal ernstige toestan den geconfronteerd; deze toestanden zijn zó ern stig, dat verder uitstel niet kan worden geduld. Enkele voor ons belangrijke constateringen waren: - slechte onderhoudstoestand van panden; - overlast voor de bewoners van verkeer en op de stoep parkerende auto's; - geluidshinder en horizonvervuiling van in dustrieën zoals Skol en C.S.M.; - gebrek aan speelruimte en speelvoorzienin- gen voor kinderen; - sluiting van scholen waardoor binnenstads kinderen veel verder moeten gaan om hun school te bereiken. Het is onbegrijpelijk dat door de stuurgroep binnenstad geen onderzoek is ingesteld naar de woonbehoeften en de woonwensen van de binnenstads bewoners. Men leest in de diverse binnenstadsrap porten weinig tot niets over de toestand van de volkshuisvesting in de binnenstad. Toch is er wel degelijk een onderzoek ingesteld, namelijk een globale inventarisatie, door de gemeente gemaakt. Deze is alleen maar een keer aan de leden van de commissie voor openbare werken uitgedeeld. Wij hebben er echter enkele belangrijke gegevens uit gelicht, die zijn opgenomen in de tabellen 2 en 3 van de bijlage achter in ons rapport. In deze cijfers vinden wij in feite een bevestiging van wat de bewoners tegen ons hebben gezegd; wij zien namelijk hoge percentages slechte, woningen en re latief weinig goede recreatieve mogelijkheden, on-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 329