8 MAART 1976
340
wordt door de subsidiegevers verlangd en ik meen
dat wij in dezen aan de wensen van de subsidiege
vers zullen moeten voldoen.
Afgezien van het juridisch instrumentarium
en van de financiële capaciteit, is het duidelijk
de heer Ten Wolde heeft daarover gesproken
dat wij bij de ontwikkeling van de binnenstad een
duidelijke uitnodiging moeten sturen aan het par
ticulier initiatief. Er moeten condities voor het
particulier initiatief worden geschapen. Nooit
zullen wij moeten vergeten dat Breda ondanks ju
ridisch instrumentarium en financiële middelen al
tijd nog een bijzonder groot deel van de verwezen
lijking van het binnenstadsbeleid terecht
zal moeten overlaten aan het particulier initia
tief, maar dan wel op de voorwaarden die in het
preadvies en door de raad worden gesteld.
Ik ben ontslagen van de plicht om iets
over de amendementen van P.v.d.A. en P.P.R. te
zeggen. Ik geloof dat het op dit ogenblik ook niet
juist zou zijn daarop in te gaan; bij de discussie
over de voorgestelde besluiten zal ik er graag op
terugkomen.
Ik het kort wil ik iets over de militaire
terreinen zeggen. De heer Geene heeft gezegd er
voor bevreesd te zijn dat de bereidheid van de
heer Stemerdink niet groot is. Ondanks moeilijkhe
den in de communicatie, gaat het college er nog
steeds van uit dat de rijksoverheid in het bij
zonder het ministerie van defensie en zeer in het
bijzonder de heer Stemerdink zich zal houden
aan de bereidheid die ten principale ten toon is
gespreid; deze bereidheid hield in dat het onder
voorwaarden volgens een bepaalde methodiek moge
lijk zou zijn over overname van militaire comple
xen in de binnenstad van Breda te spreken. Wij
gaan daar nog steeds van uit en wij wensen dat te
aanvaarden als uitgangspunt van de voorstellen on
zerzijds die enkele militaire terreinen "bedekken".
Anderzijds meent het college dat ervoor moet wor
den gewaakt dat de aspiraties van onze gemeente