8 MAART 1976 365 De heer CRUL: Bij ons wel. Ik zou willen verklaren dat de fracties van P.v.d.A. en P.P.R. unaniem van oordeel zijn dat de orde, toen u uw maatregel nam, niet was ver stoord. De VOORZITTER: Deze verklaring wordt wat mij betreft voor kennisgeving aangenomen. Het woord is aan de heer Lambregts. (applaus van de publieke tribune) De heer LAMBREGTS: Het is bijzonder prettig met zo'n applaus te worden begroet als men het woord neemt! Ik heb de eer namens de C.D.A.-fractie het woord te voeren over de waarde die wij hechten aan de detailhandelsfunctie en de dienstverlenen de functie in het kernwinkelapparaat en zijn uit lopers. Ik geloof dat het nodig is een onder scheid aan te brengen. Er wordt hier namelijk ge smeten met "binnenstadsharten" en met de term "binnenstad": ik wil echter duidelijk vooropstel len dat mijn opmerkingen betrekking hebben op het kernwinkelapparaat en de uitlopers hiervan, name lijk Boschstraat, Haagdijk, Nieuwe Ginnekenstraat In het algemeen zal hetgeen ik hierover ga zeggen een ondersteuning zijn van het beleid dat b. en w. ten aanzien van deze groep voeren. Ook wil ik een reactie op hetgeen anderen, in en buiten deze raad, over de detailhandelsfunctie hebben geschreven en gezegd, waarbij ik tevens wil ingaan op de vele aspecten die hier direct verband mee houden. Nu ik over anderen buiten onze raad spreek, wil ik deze gelegenheid benut ten door onze waardering uit te spreken voor het vele werk dat allerlei groepen burgers hebben verricht om hun zienswijze inzake de binnenstad aan ons duidelijk te maken. Ik meen hier een dui delijk aanzet te bespeuren tot betrokkenheid van burgers bij het bestuur van onze stad. Het colle ge heeft er al blijk van gegeven hier gevoelig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 365