8 MAART 1976 369 het verleden hebben wij veel over de Maxis-vesti- ging gezegd; wij hebben zelfs gedacht dat wij het karakter en het assortiment konden bepalen, maar dit moeten wij maar vergeten! Natuurlijk is ook door het college gezegd dat er bij de vestiging enkele omlijnde "randvoorwaar den" zullen worden gesteld, die betrekking zullen hebben op het uiterlijk en het winkelvloeropper vlak. Ik betwijfel echter ten zeerste dat wij iets aan het assortiment en het karakter van de Maxis- vestiging zouden kunnen doen. Ik heb reeds op de repercussies voor de be staande bedrijven gewezen. Zekerheden hieromtrent zijn er niet, maar wel zeer sterke verwachtingen, ondersteund door cijfers uit het E.T.I.N.-rapport dat in mei 1974 is verschenen. Ik doel hier op een onderzoek dat indertijd door het Economisch Technologisch Instituut voor Noord-Brabant is in gesteld. In voornoemd rapport gaat men uit van drie posities: 1Hoeveel dat is eigenlijk de kern van de zaak zal de maximale onttrekking aan de omzet van de bestaande bedrijven bedragen? 2. Wat zal de maximale impuls voor de bestaan de bedrijven zijn? 3Hoe kan een situatie worden geschetst die wij als realistisch mogen beschouwen? In het rapport spreekt men, uitgaande van de positie nr. 3, de volgende, mijns inziens bijzon der interessante verwachting uit. Voor de bestaan de detailhandel in het kernwinkelapparaat ver wacht men in de food-sector een omzetachteruit- gang van ongeveer 18 in de non-food-sector een achteruitgang van 3,5 De bestaande detailhan del in de buitenwijken zal in totaal een omzet verlies van 8 te zien krijgen. Voor de detail handel van gemeenten binnen een straal- van 10 km geldt een omzetverlies van 4 terwijl de detail handel van gemeenten binnen een straal van 10 tot 15 km met een omzetverlies van ongeveer 2 zal worden geconfronteerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 369