8 MAART 1976 400 kantoren en dat zij in de toekomst blijvend over leg met de gemeente willen plegen over de vraag wat er al dan niet in hun buurt haalbaar is. Zij willen graag in gezamenlijk overleg van de Spoor- buurt een leefbare buurt maken. Een en ander zul len zij, zo kondigen zij aan, ook met het comité bespreken. Hieruit moge blijken dat er niet alleen een harde wens met betrekking tot de woonfunctie is maar dat er in de buurt ook constructief wordt gedacht, aangezien men van mening is dat er kan worden gesproken over de verdeling van de woon functie en de verzakelijking in dit gebied. Dit moet naar mijn mening juist het uitgangspunt vor men. Wij kunnen dagelijks constateren dat is een punt van kritiek op de opzet van de woonwij ken in de jaren 1950-1970 dat het eenzijdige woonklimaat in de zeer stille woonwijk op sommige mensen, die daar zeer veel uren moeten vertoeven, wel eens een beangstigende uitwerking kan hebben. Ik zou er nogmaals voor willen pleiten dat men naar een menging van functies streeft. Er is van avond meermalen gezegd dat kantoren grootschalige gebouwen zijn die niet in een woonwijk thuishoren. Ik ken echter vele voorbeelden waaruit blijkt dat kleinschalige kantoren zich wel degelijk goed met de woonfunctie verdragen en dat de aanwezigheid van kantoren zelfs aan het klimaat van de omge ving ten goede kan komen. Mijns inziens dient in dit verband voor elke plaats een afwegingsproces plaats te vinden. Er moet geen politiek steek spel worden opgevoerd, waarbij men te kennen geeft dat men geen kantoren naast zijn deur wil. Ik heb er zelf dagelijks mee te maken en ik kan consta teren dat het leefklimaat er zeer door kan worden veraangenaamd Van de kant van de linkse fracties is aandacht gevraagd voor de externe randvoorwaarden in de binnenstad en voor de relatie van de bin nenstad met woonbuurten als de Hoge Vucht, IJpe- laar en Princenhage. Ik moet constateren dat er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 400