19 JANUARI 1976 41 niet heeft plaatsgevonden. Voorts constateert men dat wij geen inzicht hebben in de ontwikkelingen op het gebied van de kunstzinnige vorming, terwijl er geen basisfilosofie bestaat over hetgeen de kunst zinnige vorming in het geheel van het cultuurterrein in Breda en in het geheel van het onderwijsveld zou moeten betekenen. Sprekend over de bewustwording, wil ik terug komen op hetgeen ik ook tijdens de algemene beschou wingen heb gezegd: subsidie-aanvragen van groepen die zich op het gebied van de bewustwording bewegen, blijven maandenlang liggen. Ik noem in dit verband de "Kritiese Filmers", "het Filmhuis" en "het Akti- verend Vormingstheater". In dat opzicht zijn er nog steeds geen vorderingen; deze zijn ons althans in de commissie nog niet medegedeeld. Ten aanzien van de amateuristische kunstbeoefe ning zou men een en ander kunnen toetsen aan het geen er nu eigenlijk voor de wijken wordt gedaan en aan de vraag op welke wijze de ontwikkeling in de wijken verder wordt uitgebouwd en begeleid. Ten aan zien van de plaats van de kunstenaar kan men over gaan tot toetsing aan bijvoorbeeld het beroemde "scharenproject" bij het sportcentrum: in dit "scha- renproject" ligt een symboliek die bij de Bredase burger eigenlijk niet overkomt. Wanneer men kunst werken plaatst dat geldt ook voor het monument bij het "Valkenberg" zal men zich moeten afvra gen hoe mensen erop reageren en hoe de symboliek zal worden opgenomen. Men moet zich afvragen of de men sen met het te plaatsen kunstwerk blij zullen zijn, of dit in het woon- en leefgebeuren van de mensen geïntegreerd zal zijn, of zij de kunstuiting begrij pen of dat het hun misschien kan worden geleerd de uiting te begrijpen, kortom: wat de maatschappelijke relevantie van de te plaatsen kunstwerken is. Aan het einde van mijn betoog wil ik samenvat tend het volgende zeggen. De notities hebben enkele positieve aspecten. Ten eerste weet men nu precies waar men aan toe is, namelijk een bevestiging van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 41