8 MAART 1976 433 Paulussen op dit ogenblik een voorschotje geeft door te vertellen dat de bewoners en haar groepe ring deze uitbreiding niet wensen, weten wij dat alvast. Naar onze mening moet dit onderwerp met de bewoners en met de politie worden besproken. Ik geloof dat met onderwerpen als dit iedereen zich mag bemoeien. De heer Welschen heeft enkele koekoekseier en van niet geringe omvang in een nest gelegd. Ik heb reeds gezegd dat wij bij het streven naar reservering van grond voor parkeergarages aan terreinen zo dicht mogelijk bij de binnenstad moeten denken, omdat onze eigen filosofie dit met zich meebrengt. Natuurlijk zullen, zoals de heer Welschen zelf heeft gezegd, met betrekking tot parkeergarages pas uitvoeringsbesluiten worden genomen op basis van de parkeernota. De heer Welschen heeft voorts gezegd dat het college met betrekking tot de kantoren te am bitieus is en op hol slaat. Ik geloof dat wij hierover indringender zullen discussiëren bij de behandeling van de kantorennota, ter gelegenheid waarvan de heer Van Graafeiland met de raad op de mat zal komen. Op dit ogenblik meen ik te kunnen volstaan met de opmerking dat er in de binnenstad reserveterreinen voor de kantoorfunctie aanwezig moeten blijven. Dit is de mening van het college. Ook als wij reserveterreinen in voorraad houden, valt er uiteraard bij uitvoeringsbesluiten tussen de heer Welschen en het college te praten over wat er nu precies voor activiteiten moeten worden ondernomen; ik denk daarbij in het bijzonder aan het Chasséterrein. Tot slot een reactie op het betoog van de heer Ten Wolde. Hij heeft zich naar ik meen met allerlei opvattingen van het college akkoord verklaard. Aan het begin van mijn betoog heb ik reeds enkele opmerkingen aan zijn adres gemaakt. Hij heeft gezegd dat de militaire terreinen in Breda een "longfunctie" vervullen, hetgeen juist is. Bovendien hebben de militaire terreinen ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 433