8 MAART 1976 442 punten van 1974 wel onverkort kan handhaven. Wan neer men daar inderdaad aan twijfelt, moet men dat duidelijker op tafel leggen. Men moet dan te kennen geven dat men met betrekking tot het her stellen en zo veel mogelijk bevorderen van de woonfunctie aan herbezinning op de standpunten van 1974 toe is. Dat moet men bereid zijn te ver klaren en als men dat niet is, doet men mijns in ziens een beetje aan verlakkerijIk vind dat het niet juist is daarmee in deze vergadering voort te gaan. De heer TEN WOLDE: De heer Crul heeft gezegd dat men de woonfunctie zo veel mogelijk moet bevorderen. In mijn inleiding heb ik het standpunt van de heer Crul in het kort als volgt weergegeven: hij wil alle mogelijke juridische middelen aanwenden om in de binnenstad koste wat het kost over alles heen de woonfunctie te her stellen. Wij zijn van mening dat er een afwegings proces in het geding is en dat men de kansen moet waarnemen op plaatsen waar een redelijke kans ligt. Men moet echter onder "kans" niet verstaan dat er met allerlei machtsmiddelen wel iets ge beuren zal. De heer CRUL: Welke kans bedoelt u dan? U moet duidelijk zijn! Wat hebt u ervoor over? Daar gaat het om. De heer TEN WOLDE:Wij zien verschil tussen de kansen in het gebied dat u de "harde citykern" heeft genoemd en de kansen die wij aan wezig achten in het gebied tussen de stadskern en de singels. De heer CRUL: Nee, het gaat erom wat U ervoor over hebt en welke keuze u doet. De heer TEN WOLDEIk heb er het vol gende voor over. Als ik kwantitatief heb geïnven tariseerd dat met het opvoeren van de wooncapaci- teit in de harde kern een aantal van niet meer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 442