8 MAART 1976 444 De heer LAMBREGTS: Ik geloof dat ik dat in eerste termijn ook al heb gedaan, maar ken nelijk hebt u toen niet goed geluisterd. Ik noem de volgende straten: GinnekenstraatHoutmarkt, Karnemelkstraat, Eindstraat, Ridderstraat, Karre- straat, Brugstraat, Grote Markt en Halstraat. In tegenstelling tot de heer Crul betrekken wij ook de Veemarktstraat hierbijVervolgens noem ik duidelijk luisteren! de uitlopers naar de Haagdijk, de Boschstraat en de Nieuwe Ginneken straat. Het gevaar van een behandeling in sectoren is dat men de Kraanstraat met de Ginnekenstraat vergelijkt; wij doen dat niet. Dat is naar ik meen het grote verschil. De heer CRUL: Het is duidelijk dat u een keuze maakt. De heer LAMBREGTS: Dat dóen wij ook! De heer CRUL: Wij zijn het er natuur lijk mee eens dat de harde kern van de binnenstad een ruimere functie dan een woonwijkfunctie moet vervullen. Deze ruimere functie ligt ook op het gebied van het recreatieve aspect van het winkel bestand. Het gaat erom of men, naast de priori teit die de heer Lambregts stelt, voldoende moge lijkheden biedt om de woonfunctie in de binnen stad te herstellen. Het comité binnenstad wijst er vandaag niet voor niets op de wethouder van openbare werken heeft slechts één zin herhaald dat het met de binnenstad verkeerd gaat. Ook wij hebben daar steeds op gewezen. Men maakt zich er een beetje van af door ervan uit te gaan dat het vaststellen van intentieverklaringen het mogelijk zal maken de woonfunctie te herstellen. Vandaag moet men juist dat aan het adres van de heer Ten Wolde keihard zowel de juridische moge lijkheden als de subsidiemogelijkheden aangrijpen om de woonfunctie te herstellen. Als men daar niet toe bereid is, zal het niet lukken. De heer TEN WOLDE: Als de heer Crul

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 444