8 MAART 1976 445 ons ervan beschuldigt dat wij de economische functies in de binnenstad boven de woonfunctie laten prevaleren, wil ik op een andere priori- teitsafweging wijzen. Wanneer men betoogt dat de woonfunctie moet worden versterkt, moet men reke ning houden met de condities waaronder de woon functie moet worden vervuld. Deze condities vin den wij op het ogenblik zeer sterk in de verkeers- en de parkeersituatie. De heer Brummelkamp is met de ongenuanceerde stelling gekomen dat alle par keergarages waar ook gesitueerd moeten wor den afgewezen. Ik vraag mij dan ook af wat het ongenuanceerde is. Dit is geen wederzijdse be schuldiging maar ik meen dat wij gezamenlijk de uitspraak hebben gedaan dat de woonfunctie moet worden versterkt. De heer Crul heeft gezegd dat wij alleen de sterke economische functie willen handhaven: ik wijs erop dat wij door voor par- keeroplossingen te kiezen de versterking van de woonfunctie bevorderen op de plaatsen waar dat mogelijk is. De heer CRUL: Het heeft er iedere keer de schijn van dat alle amendementen en aanvullende voorstellen die wij hebben ingediend door de ge hele raad worden onderschreven. Als het er ech ter om gaat of er dan ook werkelijk steun wordt verleend, trekken het college, de C.D.A.-fractie en de V.V.D.-fractie hun stellingen terug. Er zijn bepaalde uitspraken gedaan. De C.D.A.-fractie, de V.V.D.-fractie en het college laten de binnenstad een vrij spel van de ondernemers en de beleggers. Daar gaat het om. Als men dat wenst, moet men daar mee voor den dag komen. Wij wensen dat niet en wij zijn van mening dat de overheid in dezen een taak te vervullen heeft. Dit is het verschil van op vatting dat in deze vergadering in het geding is. Men komt er niet mee voor den dag, maar het is er wel. Hetzelfde geldt in zekere mate voor de op merking van wethouder Van Dun dat onze opvattin-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 445