8 MAART 1976
449
Aan het adres van de heer Van Dun zou ik nog
iets willen zeggen over het verkeer op de Marken-
daalseweg en de Nieuwe Prinsenkade. Ik heb inder
tijd ook dergelijke tekeningen gemaakt; misschien
heb ik niet precies gezien of er op de tekening
vier rijstroken stonden dan wel twee rijstroken
die zo breed zijn dat men er toch met zijn tweeën
naast elkaar kan rijden. Ik heb nog enkele andere
argumenten genoemd op grond waarvan ik doorgaand
verkeer op de Markendaalseweg en de Nieuwe Prin
senkade ongewenst acht. Deze verkeersader door
snijdt namelijk de binnenstad op een vitaal punt,
terwijl tevens met dit besluit op het verkeers
circulatieplan wordt vooruitgelopen. Naar mijn me
ning kunnen wij dergelijke ingrijpende beslissin
gen pas nemen als er een verkeerscirculatieplan is
De heer WELSCHEN: Ook ik zou nog een klei
nigheidje willen opmerken. In de afgelopen periode
is naar ik meen al een keer of tien gezegd dat het
langzamerhand een beetje triest is dat er steeds
geen zinnige antwoorden worden gegeven. Het onder
werp dat ik deze keer heb aangesneden wordt ge
vormd door de parkeergarages en kantoren. In beide
gevallen heb ik erop gewezen dat wij in feite ta
melijk onzinnig aan het werk zijn. Wij gaan nu
maar vast besluiten naar de vestiging van een ze
vental parkeergarages te streven. Zojuist heb ik
uiteengezet dat dit een capaciteit oplevert die
neerkomt op ongeveer twee derde van de capaciteit
die men in Rotterdam op het ogenblik heeft. Onze
fracties vinden dit een belachelijke situatie,
waaraan geen duidelijke filosofie ten grondslag
ligt: er zijn enige getallen en normen uit het ver
leden waarvan wij ons moeten afvragen of zij op
het ogenblik nog gelden.
Als wij nu straks de parkeernota gaan be
spreken, is het niet geheel onmogelijk dat wij al
les wat wij vanavond met betrekking tot parkeersi
tuaties hebben besloten moeten terugnemen. Wanneer
wij een dergelijk zig-zag-koers gaan varen, is dit