8 MAART 1976 456 mening in dezen kan als volgt worden geformuleerd. In de eerste plaats zal de gemeente zelf initia tieven moeten nemen teneinde tot de stichting van op zijn minst enkele parkeergarages te komen. Voorts zullen wij op zo kort mogelijke termijn tot de oprichting van een parkeerschap moeten komen; in dit parkeerschap moeten de gemeente, vertegen woordigers van het particulier initiatief, de M.G.B., de Kamer van Koophandel, de politie en de B.B.A. worden opgenomen. Ik ben naar ik meen niet ingegaan op de vraag van de heer Van Duijl over de gang van zaken met betrekking tot verkeersaantrekkende ob jecten. Mijn mening is dat de bouwverordening, waarin terzake regels zijn opgenomen, zo streng mogelijk moet worden toegepast in het kader van parkeervoorzieningen voor eventueel te stichten vestigingen in de binnenstad. Wanneer dit om wel ke ruimtelijke reden dan ook niet mogelijk is, mag van de exploitanten van een verkeersaantrek kend object een hogere bijdrage in het parkeer- schap worden verwacht. Gevraagd is wanneer het verkeerscir culatieplan gereed zal zijn. Ik heb gezegd dat er een parkeernota gereed is. Deze zal als discus sienota moeten worden ingekaderd in het verkeers circulatieplan. Een en ander houdt in dat er tege lijkertijd wel aan het verkeerscirculatieplan wordt gewerkt, maar dat met inspraak rekening zal moeten worden gehouden. Op zeer korte termijn is de verschijning van het verkeerscirculatieplan mijns inziens dan ook niet te verwachten. Voorzieningen voor fietsen zullen in het verkeerscirculatieplan aan de orde komen. In dit verband wil ik wijzen op een opmerking die naar ik meen de heer Lambregts tijdens de algeme ne beschouwingen van verleden jaar heeft gemaakt. Er werd toen in ieder geval gezegd dat er op sim pele manier maatregelen kunnen worden getroffen om in de binnenstad een fietserscircuit in te richten waarop men zich veilig voelt en waardoor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 456