8 MAART 1976 457 de binnenstad bereikbaarder wordt. Bij de dienst openbare werken zijn wij er druk mee bezig het toepassen van dit denkbeeld in studie te nemen. Ik ben het met de heer Lambregts eens dat wij over de Maxis-vestiging uren kunnen spreken. Het verheugt mij dat hij toegeeft dat wij er in het verleden al veelvuldig over hebben gediscus sieerd, In mijn betoog in eerste termijn heb ik geprobeerd over dit onderwerp zo kort mogelijk te zijn. Naar aanleiding van de vragen van de heer Lambregts wil ik thans nog enkele opmerkingen maken. Allereerst iets over de vraag of men voor een Maxis-vestiging in West-Brabant bevreesd hoeft te zijn. Naar mijn mening is het een feit dat een Maxis-vestiging een potentieel afzetge bied in West-Brabant vindt; moeten wij nu bang zijn als een eventuele vestiging niet in Breda terecht komt? Ik moet bekennen dat ik daar niet gerust op ben. Overigens blijkt uit de woorden van de heer Lambregts over de situatie in Muiden dat ook hij er niet geheel gerust op is. Ik meen te moeten constateren dat wij eens moeten kijken wat wij aan het doen zijn. Naar de mening van het college kan een en ander te zijner tijd aan de hand van een distributie-planologisch onderzoek aan de orde komen. Dit onderzoek zal inderdaad een regionaal karakter dragen; het zal niet alleen voor de Bredase besluitvorming van belang zijn maar het zal tevens een component in stadsgewes telijk verband zijn, waarbij ik aan het stadsge westelijk structuurplan denk. Ik vind het overigens interessant dat de heer Lambregts -voor een koopkrachtoriëntatieon- derzoek blijft pleiten, terwijl hij tegen een Maxis-vestiging is. Hij gebruikt dat onderzoek dan voor iets anders, hetgeen reëel is. Ik be treur alleen dat hij het onderzoek niet gebruikt voor een belangrijke beslissing die wij vandaag moeten nemen. De heer Lambregts heeft gevraagd waar de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 457