19 JANUARI 1976 45 beeldende kunst bij de diverse objecten die in de gemeente zullen worden gebouwd. Naar onze mening be rust dit op een zeer ouderwets principe. Ik vind dat kunstenaars bij het allereerste begin van de vorm geving van de te stichten gebouwen moeten meedenken en ook een bijdrage aan de gebouwde omgeving moeten kunnen leveren. Kunstenaars moeten niet alleen tot taak hebben voor een soort sierend element te zor gen: zij moeten meedenken in het gehele team dat zich met een project bezighoudt. Wat in het pread vies staat, is dan ook naar onze mening de oude opvatting. De kunstenaars moeten een relatie met het maatschappelijk gebeuren krijgen of doen bewerk stelligen; kunst moet geen randverschijnsel blijven. Opmerkelijk is voorts dat de betrokkenheid van de burgers bij deze commissie naar onze mening te wei nig uit de verf komt. Weliswaar worden in de commis sie twee leden uit de burgerij benoemd, maar naar onze mening is volstrekt onduidelijk of de commissie openbaar gaat vergaderen en of er een inspraakmoge lijkheid voor de publieke tribune zal zijn. Voorts vraag ik mij af welke relatie zal worden gelegd met de nog op te richten commissie ex artikel 61 of 62; ik noem in dit verband de adviescom- missie-"de Beyerd" en de adviescommissie voor cul tuur. Het is vervolgens de vraag wat er gebeurt met de door de onderhavige commissie uit te brengen ad viezen. Als de commissie het advies geeft het scha- renproject in de Hoge Vucht te zetten maar het wordt ergens anders geplaatst, is het hele advies nonsens en blijft er toch sprake van een randverschijnsel. Ik heb reeds eerder betoogd dat de commissie voor openbare werken hierbij zou moeten worden betrokken, hetgeen mijns inziens duidelijk gewenst is. Uit artikel 14 blijkt dat de kunstenaars kun nen protesteren als zij het met een bepaalde beslis sing of met een advies niet eens zijn. Ik zou wil len voorstellen eens na te denken over de vraag wat de burgerij nu met dergelijke beslissingen of advie zen doet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 45