8 MAART 1976 460 dan onze bedoeling is. Wij proberen niet van het hartje van Breda het hartje van West-Brabant te maken. Het omgekeerde geldt mijns inziens wèl: als wij West-Brabant met het verzorgingsniveau dat Breda nu heeft van dienst kunnen zijn, be hoeft Breda mijns inziens voorzieningen die in het belang van stad en gewest zijn. In dit ver band willen wij geen emotionele eerzucht ten toonspreiden: wij menen dat Breda een taak heeft en dat West-Brabant daarmee gediend is. Het verheugt mij dat de heer Houben in tweede termijn een uitlating van hem enigszins heeft gematigd. Breda heeft geen desolate binnen stad. Ik heb begrepen dat de heer Houben alleen maar bedoelt dat de Stationsbuurt qua belevings-, waarde niet één van de appetijtelijkste buurten van onze stad is. Ik ben het daarmee eens en ik meen dat wij er gezamenlijk aan moeten werken in deze buurt het door de heer Houben gewenste men selijke leefklimaat tot stand te brengen. Ik ben bereid daartoe met bewoners van de Spoorbuurt aan tafel te gaan zitten,- dit zeg ik dan overi gens vanavond voor de vierde keer Ik heb niet gezegd dat het college met de amendementen 8-a t/m 8-1 akkoord kan gaan. In dezen was naar ik aanneem bij de heer Houben de wens de vader van de gedachte. Met onderdelen van deze amendering ben ik het niet eens, bij voorbeeld met het terugbrengen van de eenrich- tingcirculatie bij de Wilhelminabrug en de Kenne dy. In 8-a wordt vastgesteld dat er voor de Spoorbuurt bij voorrang een voorbereidingsbesluit zou moeten worden genomen. Ik zeg niet dat dit zal gebeuren, maar in het preadvies heeft men kunnen lezen dat b. en w. zich na de besluitvor ming van de raad over het eventueel nemen van voorbereidingsbesluiten zullen beraden. Dat de Spoorbuurt daarbij hoge ogen gooit, is duidelijk. Enkele andere elementen van de amendementen 8-a t/m 8-1 vallen in een vanavond reeds eerder ge noemde categorie: het zijn elementen op micro-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 460