8 MAART 1976 467 onderschrijven, afgezien van zijn opmerkingen over artikel 56 van de woningwet en een nota inzake het juridisch instrumentarium. Vanavond delen wij mede dat wij op grond van onze bevoegdheid een machti ging ex artikel 56 bij de minister zullen aanvra gen. Als deze machtiging wordt verleend zal het college haar in het kader van de doelstellingen van het binnenstadsplan gebruiken. Naar aanleiding van opmerkingen van de heren Ten Wolde en Geene heb ik gezegd bereid te zijn de raad of de commis sie wij moeten nog maar zien wat het gemakke lijkste is regelmatig op de hoogte te houden van de manier waarop het college van b. en w. ar tikel 56 van de woningwet toepast. Ik heb er geen bezwaar tegen dat de raad of de commissie op een gegeven ogenblik tot de conclusie komt dat het de spuigaten uitloopt en dat het college gezien de situatie de machtiging beter aan de minister kan teruggeven Tot slot een opmerking aan het adres van de heer Van Asseldonk. Met betrekking tot de Kamer van Koophandel is de situatie iets anders dan vanavond is gezegd. Heel lang geleden hebben wij afgesproken dat wij twee maanden voordat de raad een voorstel met betrekking tot de Maxis zou be reiken, dit aan de Kamer van Koophandel kenbaar zouden maken om deze in staat te stellen een hea ring te beleggen. Als de heer Van Asseldonk dit in zoverre wil ombuigen dat te zijner tijd de re sultaten van het stadsgewestelijk distributie-pla nologisch onderzoek eveneens aan de Kamer van Koophandel ter beschikking zullen worden gesteld. De heer VAN ASSELDONK: Ik heb gevraagd of er, wanneer het college een positief voorstel met betrekking tot een Maxis-vestiging doet, een tus senruimte van twee maanden kan worden aangehouden. Wethouder VAN DUN: De toezegging blijft van kracht. De VOORZITTER: De besprekingen in tweede

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 467