19 JANUARI 1976 47 beleid voert men daarbij? Dat is mijns inziens een monumentenbeleid. Ik verwijs in dit verband naar de opmerkingen die bij de behandeling van de "vergeet-mij-niet-motie" zijn gemaakt en die ik naar ik meen niet hoef te herhalen. Opmerkelijk is dat in het C.D.A - V.V.D. - convenant staat dat moet worden geijverd voor het behoud en het instandhouden van cultuurhistorische monumenten en objecten. Meermalen heb ik er evenals fractiege noten van mij op gewezen dat het de vraag is of dit ook werkelijk gebeurt. Het is naar onze mening on duidelijk dat er nog steeds geen visie op de verdere gebeurtenissen is. Uit mededelingen in de commissie heb ik opge maakt dat er een werkgroep monumentenbeleid aan het werk is of bezig is aan het werk te gaan. In dit verband zou ik de wethouder willen vragen het vol gende in zijn beschouwingen te betrekken. Dankzij ambtelijke bemiddeling, waarvoor alledank, heb ik een regeling ontvangen die van kracht is bij het verlenen van subsidies voor restauraties. Volgens artikel 23 van deze regeling moet iemand die een gerestaureerd monument bezit en dit aan derden wil verkopen, ervoor zorgen dat de nieuwe eigenaar al le verplichtingen overneemt. Ik meen dat dit een verstandige bepaling is, maar met betrekking tot de gevallen waarin de gemeente subsidie voor restau raties geeft zou naar ik meen eens moeten worden overwogen of niet in verband met de waardestijging door de restauratie een regeling zou moeten worden getroffen, krachtens welke een pand bij verkoop bij voorbeeld eerst aan de gemeente zou moeten worden aangeboden. In ieder geval zou dienen te worden na gegaan welke andere mogelijkheden er in dezen zijn. Dit aspect benauwt ons enigszins en wij zouden wil len vragen of kan worden overwogen op dit gebied maatregelen te nemen. De opsomming van bijdragen uit de burgerij die in één van de bijlagen bij het preadvies voorkomt en waaruit wordt geconcludeerd dat er vele reacties

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 47